Examentraining H5 + Se stof

Examentraining gedrag
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Examentraining gedrag

Slide 1 - Tekstslide

Examen vragen oefenen
Gedrag

Slide 2 - Tekstslide

Ornaat-elfjes zijn vogels die in Australië leven. De veren zijn bruin. Alleen in de voortplantingstijd hebben de mannetjes een opvallende blauwe kleur op de kop, de rug en de staart. De blauwe kleur speelt een rol bij het lokken van een vrouwtje voor de voortplanting.Hoe heet dit voortplantingsgedrag?

Slide 3 - Open vraag

Tien dagen nadat het vrouwtje eieren heeft gelegd, begint zij te zingen terwijl ze in het nest op de eieren zit. Elk vrouwtje zingt in de broedperiode haar eigen speciale melodie die in de eieren te horen is. De eieren komen na vijftien dagen broeden uit. Als het eerste ei uitkomt, stopt het vrouwtje met zingen. Nadat een jong uit het ei gekomen is, zingt het een melodie die alleen door de eigen moeder herkend wordt. Alleen als de moeder de juiste melodie hoort, geeft ze het jong voedsel.
Wat is de inwendige prikkel voor het jong om die melodie te zingen?

Slide 4 - Open vraag

In een tuinvijver bij een huis zat een eend op haar nest te broeden vlakbij een stenen beeld van een gans. Toen de bewoonster op een dag thuis kwam, was de moedereend dood en stonden de pas uit het ei gekomen jonge eendjes in een groepje bij het beeld. De eendjes zijn niet weg te slaan bij de stenen gans. De bewoonster van het huis is de hele dag druk aan het voeren. De eendjes groeien dan ook goed, maar blijven in de buurt van het beeld. Meteen na het uitkomen van de eieren hebben de jonge eendjes geleerd het beeld voor hun moeder aan te zien. Hoe heet dit leerproces?

Slide 5 - Open vraag

Spechten kloppen met hun snavel op stammen en takken van bomen. Dit wordt roffelen genoemd. Een specht roffelt om het gebied af te bakenen waarin de vogel voedsel zoekt. Ook roffelt een mannetje om een vrouwtje te lokken.
In de informatie hierboven worden twee typen sociaal gedrag beschreven waarbij het roffelen van een specht een rol speelt. Schrijf de namen op van deze twee typen gedrag.

Slide 6 - Open vraag

Mannelijke spechten roffelen om vrouwtjes te lokken. Bij de ene spechtensoort klinkt dit roffelen anders dan bij de andere spechtensoort. Leg uit wat de functie is van de verschillen tussen het roffelen.

Slide 7 - Open vraag

Siep vraagt aan zijn biologiedocent of spechten het roffelen leren van volwassen soortgenoten. Zijn docent geeft hem de opdracht om een werkplan te maken voor een onderzoek waarmee dit nagegaan zou kunnen worden. Siep bedenkt dat voor zo’n onderzoek een geluidsopname nodig is van het roffelen van een volwassen specht. Ook zijn er tien jonge soortgenoten nodig die net uit het ei gekomen zijn en nog nooit spechten hebben horen roffelen. Deze jonge spechten moeten tijdens het onderzoek op kunnen groeien zonder andere spechten in hun omgeving. Schrijf een werkplan op voor zo’n onderzoek.

Slide 8 - Open vraag

De afbeeldingen zijn versleepbaar.
Eén van de drie tabellen is
een ethogram. Welke tabel is dat?
A
Tabel 1
B
Tabel 2
C
Tabel 3

Slide 9 - Quizvraag

De onderzoekers gebruiken de resultaten uit
tabel 3 om de rangorde van de vijf vrouwtjes te
bepalen. De plaats in de rangorde geven ze aan
met de cijfers 1 tot en met 5, waarbij het cijfer 1 de
hoogste rang aangeeft en het cijfer 5 de laagste.
Schrijf de naam op van het vrouwtje dat in de
rangorde het cijfer 4 heeft.

Slide 10 - Open vraag

Konrad Lorenz bestudeerde in de vorige eeuw het gedrag van dieren. Hij zag dat jonge ganzen die net uit het ei gekomen zijn, altijd hun moeder volgen. Hij deed een experiment waarbij hij ervoor zorgde dat jonge ganzen alleen hem zagen bewegen als ze uit hun eieren gekomen waren. Deze jongen volgden hem alsof hij hun moeder was. De jonge ganzen hadden geleerd om Lorenz als hun ‘moeder’ te beschouwen.
Hoe heet dit leergedrag?

Slide 11 - Open vraag

Het voedsel van volwassen roofvliegen bestaat uit insecten zoals bijen. Als roofvliegen een prooi gevangen hebben, bijten ze die en brengen ze een dodelijk gif in het insect. Als een mannetje met een vrouwtje wil paren, lokt hij haar door zo’n prooi aan te bieden. Dit aanbieden van een prooi maakt deel uit van het voortplantingsgedrag.
Hoe wordt dit deel van het voortplantingsgedrag genoemd, waarbij het mannetje een vrouwtje lokt?

Slide 12 - Open vraag

In 1935 bedreigde een keverplaag de teelt van suikerriet in Australië. Om de kevers te bestrijden werden giftige reuzenpadden ingevoerd vanuit Hawaï. Nadat de padden waren losgelaten, hebben ze zich snel over Australië
verspreid. Sommige vogels en reptielen in Australië jagen op de reuzenpadden omdat ze op grote kikkers lijken. Maar de padden zijn erg giftig en het is daarom zeer gevaarlijk om de padden te eten.
Wat is voor vogels en reptielen de inwendige prikkel om op de reuzenpadden te jagen?

Slide 13 - Open vraag

Er zijn vogels en reptielen die de reuzenpadden met rust laten. Deze dieren hebben geleerd dat ze ziek worden als ze zo’n pad eten. Hoe heet deze vorm van leren?
A
Trial and error
B
gewenning
C
Inprenting

Slide 14 - Quizvraag

Om het gedrag van poetsvissen te onderzoeken wordt nog een experiment gedaan. In een aquarium met een poetsvis wordt een schaaltje gezet. Op dit schaaltje ligt zowel garnalenpasta als een ander soort vissenvoer dat poetsvissen minder graag eten. Steeds als de poetsvis van de garnalenpasta eet, wordt het schaaltje met voedsel weggetrokken. Als de vis van het andere voer eet, blijft het schaaltje staan. Na verloop van tijd heeft de poetsvis geleerd om alleen van het minder aantrekkelijke vissenvoer te eten.
Hoe wordt deze manier van leren genoemd?

A
Inprenting
B
Trial and error
C
gewenning
D
conditionering

Slide 15 - Quizvraag

Anthocyaan is een paarse kleurstof die voorkomt in bloemen van veel planten, bijvoorbeeld van de grote leeuwenbek. De kleurstof bevindt zich in de vacuole van bloemcellen.Welke letter geeft een plaats aan waar zich anthocyaan bevindt?
A
Letter Q
B
Letter T
C
Letter S
D
Letter R

Slide 16 - Quizvraag

Een korstmos bestaat uit schimmeldraden waartussen eencellige algen leven. Deze eencellige plantjes hebben licht nodig voor de fotosynthese. De twee stoffen die ze hierbij maken, worden ook door de schimmeldraden opgenomen en gebruikt. Schrijf de namen van deze twee stoffen op

Slide 17 - Open vraag

Heeft een schimmelcel van een korstmos een celmembraan? En heeft zo’n cel een celwand?
A
ALleen een celmembraan
B
Alleen een celwand
C
Zowel een celmembraan als een celwand
D
Geen van beiden

Slide 18 - Quizvraag

Een functie van een huidmondje is gaswisseling. Op een zonnige dag gaat een gas via een huidmondje het blad in. Cellen van het blad nemen dit gas op en gebruiken het voor de fotosynthese.
Hoe heet dit gas?

Slide 19 - Open vraag

6. Eén van de gassen in een wind is koolstofdioxide. Dit gas ontstaat als bacteriën glucose afbreken met behulp van zuurstof. Bij dit proces komt energie vrij. Geef de naam van dit stofwisselingsproces

Slide 20 - Open vraag

9. Een hengelaarvis eet alleen dierlijk voedsel. Planten komen niet voor in de bodem van de oceaan waar de hengelaarvis leeft. Leg uit waardoor daar geen planten kunnen leven.

Slide 21 - Open vraag

10. Bij planten komt ook een vorm van albinisme voor. Sommige planten hebben geen bladgroenkorrels en hebben witte bladeren (zie de afbeelding). Hierdoor ontbreekt bij deze witte planten een bepaald stofwisselingsproces.
Geef de naam van dit stofwisselingsproces.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

In de informatie hierboven wordt een respons van mannetjesmuizen
genoemd.
 Wat is de respons? En wat is de inwendige prikkel hiervoor?
Schrijf je antwoord zo op:
de respons: ......................................................
de inwendige prikkel: ........................................

Slide 24 - Open vraag

Om een vrouwtje te lokken maakt een axolotl mannetje een soort dansje. Hierbij
geeft hij geurstoffen af en gebruikt hij zijn staart om de geurstoffen naar
het vrouwtje te waaieren.
 Hoe heet dit type voortplantingsgedrag?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Over de onderzoeken 1 en 2 worden twee uitspraken gedaan. Deze twee
uitspraken staan in een tabel hiernaast.
Zeg bij de uitspraken: juist of onjuist.
A
juist en juist
B
juist en onjuist
C
onjuist en onjuist
D
onjuist en juist

Slide 29 - Quizvraag

Uit onderzoek 3 blijkt dat de ganzen geleerd hebben in welk gekleurd
bakje het voer zit.
 Leg uit dat hier sprake is van conditionering.

Slide 30 - Open vraag

Het leergedrag dat in onderzoek 4 beschreven wordt, treedt alleen in een
korte periode na het uitkomen van de eieren op.
 Hoe heet dit type leergedrag?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide

In bovenstaande informatie worden een prikkel en een bijbehorende
respons beschreven.
 Noem de prikkel en de respons.
Schrijf je antwoord zo op:
prikkel: .................................................
respons: ...............................................

Slide 33 - Open vraag

Na de geboorte zoogt een vrouwtje haar jongen drie dagen lang. Daarna
brengt ze haar jongen vast voedsel.
 Wat is de naam van dit type voortplantingsgedrag?

Slide 34 - Open vraag

Klipdassen leven in groepen van één volwassen mannetje en meerdere
vrouwtjes. Het mannetje plast regelmatig op de hoeken van zijn terrein.
 Wat is de functie van dit gedrag?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

In een grote groep vleermuizen jagen meerdere vleermuizen soms op
dezelfde prooi. Als één van de vleermuizen de prooi bijna te pakken heeft,
maakt die vleermuis een ander geluid. Hierdoor wordt het voor andere
vleermuizen moeilijk om dezelfde prooi te vangen.
 Leg uit dat het maken van dit andere geluid sociaal gedrag is.

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Rode kardinalen zingen in de voortplantingstijd om een partner te lokken
voor de voortplanting.
 Hoe heet dit type voortplantingsgedrag?

Slide 39 - Open vraag

De bijzondere vogel zong niet in de voortplantingstijd. De inwendige
prikkel voor dit gedrag ontbrak bij deze vogel.
 Wat is deze inwendige prikkel?

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide

Wat is de onderzoeksvraag?
A
Heeft de geur van een vlindermodel invloed op het gedrag van een mannetje?
B
Heeft de kleur van een vlindermodel invloed op het gedrag van een mannetje?
C
Heeft de vorm van een vlindermodel invloed op het gedrag van een mannetje?

Slide 42 - Quizvraag


Slide 43 - Open vraag