ww-spelling H4 en stukje H5

Welkom H2Q
Pak alvast je
molboekje/schrift
pen en het
boek Zes seconden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2Q
Pak alvast je
molboekje/schrift
pen en het
boek Zes seconden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- weet je wat we de komende tijd gaan doen tijdens de lessen Nederlands
- heb je geleerd wat de literaire begrippen tijd, genre, opbouw verhaal, fictie en realistisch
- heb je jouw werkwoordspelling geoefend





Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen Zes seconden - literair begrip:  tijd, genre, opbouw verhaal, fictie en realistisch (25 min)
- Planning (5 min)
- Terugblik: ww-spelling (5 min)
- Zelfstandig werken (20 min)
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Literaire begrippen
- tijd
- opbouw verhaal
- genre
- fictie
- realistisch

Slide 4 - Tekstslide

Tijd
Historische tijd= Periode van de geschiedenis waarin het verhaal zich afspeelt. Aan de voorwerpen, omgangsvormen en het taalgebruik kun je dit herkennen.
Vertelde tijd= Is de tijdsduur die in een verhaal beschreven wordt. Dit kan een dag zijn, een week, een maand, soms zelfs een groot aantal jaren. De meeste schrijvers vertellen niet alles wat er in die tijd gebeurt. Soms slaan ze een stuk over = tijdsprong.
Als een schrijver ervoor kiest om een periode samen te vatten in een paar woorden, dan versnelt hij als het ware de tijd. Dit noem je een versnelling.
Wanneer de schrijver de keuze maakt om een gebeurtenis heel langzaam te beschrijven (veel langer dan dit in werkelijkheid zou duren) noem je dit een vertraging. Een schrijver doet dit bijvoorbeeld door de gedachten van een van de personages weer te geven of door een bepaalde ruimte uitgebreid te beschrijven. 

Slide 5 - Tekstslide

Tijd
Verteltijd
Dit is de tijd die je nodig hebt om het verhaal of het boek te lezen. Dus: hoelang lees je over het verhaal of boek?
Als een verhaal in chronologische volgorde verteld wordt, dan wordt het verhaal verteld in de volgorde waarin alles gebeurd is.
Schrijvers doen dit vaak niet. Zij spelen met de tijd. Dit doen zij door gebruik te maken van tijdsprongen. De schrijver slaat dan vaak een stuk tijd over. Vaak kun je dit herkennen aan zinnetjes als:
 De volgende dag …
 Een paar uur / dagen / maanden later …
 Etc.

Slide 6 - Tekstslide

Tijd
Flashbacks
De schrijver vertelt dan iets wat al eerder is gebeurd. Hij maakt een ‘sprong terug in de tijd’. Hierdoor krijg je vaak meer informatie over een persoon en hierdoor kun je beter begrijpen hoe hij/zij tot zijn daden is gekomen.
Flashforward
Dit is een sprong vooruit in de tijd. De schrijver vertelt dan iets wat in de toekomst zou kunnen gebeuren. Deze vooruitwijzing zorgt voor spanning, omdat de lezer (jij) wil weten of zijn (jouw) vermoeden(s) juist zijn.

Tijd is bij uitstek een middel dat een schrijver gebruikt om spanning op te wekken.

Slide 7 - Tekstslide

Opbouw verhaal
Met de opbouw van een verhaal bedoelen we: hoeveel hoofstukken heeft een boek, zijn er hoofdstuktitels en wat betekenen ze, maakt een schrijver gebruik van witregels en verandert er iets (tijdhiaat, perspectiefwisseling) bij een nieuw hoofdstuk?

Slide 8 - Tekstslide

Genre

Je kent binnen fictie jeugdliteratuur de volgende genres:
Thriller                           Fantasy
Science fiction          Detective
Humor                           Young adult
Liefdesverhalen        Oorlog en verzet
Sprookjes                     Historisch





Slide 9 - Tekstslide

fictie en non-fictie
Met fictie worden verzonnen verhalen bedoeld. Ze zijn bedacht door een verteller of schrijver en hebben als doel om je te vermaken.
Met non-fictie worden teksten bedoeld die zijn gebaseerd op feiten, met het doel je te informeren, zoals een nieuwsbericht, kookboek of een geschiedenisboek.

Slide 10 - Tekstslide

realistisch en niet-realistisch
Fictie kan zowel realistisch als niet-realistisch zijn. 
Realistische fictie is verzonnen, maar had wel echt kunnen gebeuren. 
Niet-realistische fictie is bijvoorbeeld een boek waarin niet-bestaande wezens voorkomen en magische dingen gebeuren.
Denk aan Harry Potter

Slide 11 - Tekstslide

Gebruik je molboekje voor het maken van aantekeningen

Hoofdstuk 14 en 15  

Noteer:
(Literaire begrippen:) personages (wat weet je van ze?), ruimte, tijd, spanning en perspectief.

Slide 12 - Tekstslide

Planning
donderdag 17 februari: werkwoordspelling afmaken
donderdag 24 februari: gastles School der Poëzie
vrijdag 25 februari: gastles School der Poëzie
VAKANTIE  (boek Zes seconden uitlezen)
donderdag 10 maart: woordweb Zes seconden en herhalen literaire begrippen
TEA3 Boektoets Zes seconden

vanaf donderdag 24 maart: herhalen werkwoordspelling en grammatica en volgmeting werkwoordspelling en grammatica

Slide 13 - Tekstslide

Poezieproject
2 x gastles van School der Poëzie
14 maart 13:30 Revue in de Kom (verplicht)

-De leerlingen moeten tien minuten voor tijd aanwezig zijn.
-De voorstelling duurt ongeveer negentig minuten. Het bezoeken van het toilet kan voor en na de voorstelling. Tijdens de voorstelling is dit niet mogelijk.
-Mobieltjes moeten uit of op stilstand tijdens de voorstelling.
-Jassen kunnen over de stoelen worden gehangen, tassen kunnen eronder.

Slide 14 - Tekstslide

Leesvaardigheid
Trainingen leesvaardigheid:
o Donderdag 17 februari 
o Woensdag 23 februari
o Donderdag 10 maart
Leerlingen moeten vooraf wel even een mailtje sturen om zich aan te melden (a.van.tuijl@cals.nl)


Slide 15 - Tekstslide

werkwoordspelling

Slide 16 - Tekstslide

Herhaling ww-spelling
Spelling PVTT PVVT
Zwak en sterk

Basis is ik-vorm


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Vul een vorm van het werkwoord 'beantwoorden' in
1 Hij heeft haar vraag veel te snel ....vd......beantwoord.....
2 Schrijf twee blogs per week, waarin je de vragen van jouw doelgroep .pvtt......beantwoordt.....
3. Vera en Jason ..beantwoordden.......... de vraag van de docent te laat en zijn hierdoor gezakt.

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opdrachten van de planning werkwoordspelling H4

Slide 20 - Tekstslide