Taalverzorging 2.2 Leestekens
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Heb ik daar mijn auto wel goed ......? (parkeren)
A
geparkeert
B
geparkeerd
Slide 4 - Quizvraag
........ jij dat papier even voor me? (verbranden)
A
verbrand
B
verbrandt
Slide 5 - Quizvraag
Tegenwoordig ..... hij er vaak. (bidden)
A
bid
B
bidt
Slide 6 - Quizvraag
Het ...... huis zal gauw weer worden opgebouwd. (verbranden)
Slide 7 - Open vraag
Het ...... werk is niet voor niks geweest. (verrichten)
Slide 8 - Open vraag
Welke woorden moeten met een hoofdletter?
de coureur reed zijn rondjes op het circuit van zandvoort.
de coureur reed zijn rondjes op het circuit van zandvoort.
Slide 9 - Open vraag
Welke woorden moeten met een hoofdletter?
geachte heer van duist,
't is gek maar waar.....
geachte heer van duist,
't is gek maar waar.....
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Goed of fout?
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
Ik wil deze ongare, smakeloze cake niet eten.
A
Goed
B
Fout
Slide 19 - Quizvraag
Goed of fout?
Als je wint, heb je vrienden.
Als je wint, heb je vrienden.
A
Goed
B
Fout
Slide 20 - Quizvraag
Verbeter de interpunctie:
het eerste wat je in supermarkten vaak ziet zijn, sigaretten
het eerste wat je in supermarkten vaak ziet zijn, sigaretten
