In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Grammatik üben:
Die Verben haben und sein.
Das Personalpronomen und Fragepronomen
Slide 1 - Tekstslide
Vul de juiste vorm in van haben of sein! .... Deutsch neu für dich?
Denk ook om hoofdletter begin van de zin.
Slide 2 - Open vraag
Vul de juiste vorm in van haben of sein! en vertaal het persoonlijk vnw: (Ik) .... ..... Deutsch in der Schule. Denk ook om hoofdletter begin van de zin.
Slide 3 - Open vraag
Welk werkwoord is juist? Ich ...... 2001 geboren.
A
bin
B
bist
C
habe
D
hast
Slide 4 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van haben of sein! En vertaal het persoonlijk vnw: (jullie) ...... ...... keine Geschwister?
Denk ook om hoofdletter begin van de zin.
Slide 5 - Open vraag
Vul het juiste persoonlijk vnw in. Wo leben die Großeltern? ......... leben in Hamburg.
Denk aan hoofdletter begin van de zin.
Slide 6 - Open vraag
.... (wie) ist das?
A
was
B
wer
C
wie
D
woher
Slide 7 - Quizvraag
Vul de juiste vorm in van haben of sein! Vertaal ook het persoonlijk vnw. Else (hebben) ...... eine Großmutter, (zij) ...... ist 80 Jahre alt. Denk ook om hoofdletter begin van de zin.
Slide 8 - Open vraag
Vertaal het persoonlijk vnw. Frau Reitberger, woher kommen (u) .....?
Denk ook aan hoofdletter begin vd zin.
Slide 9 - Open vraag
Welk werkwoord is juist? Wir .... Freundinnen.
A
sind
B
seid
C
haben
D
habt
Slide 10 - Quizvraag
.... kommst du? Ich komme aus Deutschland.
A
was
B
wer
C
wie
D
woher
Slide 11 - Quizvraag
Vertaal het persoonlijk vnw. (het) ..... ist warm hier.
Denk ook aan hoofdletter begin vd zin.
Slide 12 - Open vraag
Vertaal het persoonlijk vnw. Kommt (zij) ...... aus der Schweiz.
Denk ook aan hoofdletter begin vd zin.
Slide 13 - Open vraag
Vertaal het persoonlijk vnw. Wie alt sind (zij) ..... eigentlich?
Denk ook aan hoofdletter begin vd zin.
Slide 14 - Open vraag
Welk werkwoord is juist? Frau Baumann, ...... Sie eine Tochter?
A
sind
B
seid
C
haben
D
habt
Slide 15 - Quizvraag
.... hast du gekauft beim Media Markt?
A
was
B
wer
C
wie
D
woher
Slide 16 - Quizvraag
Vul het juiste persoonlijk vnw in. Was macht der Junge? ......... grüßt uns.
Denk aan hoofdletter begin van de zin.
Slide 17 - Open vraag
Vul het juiste persoonlijk vnw in. Was sagt das Kind? ........ sagt, dass ......... essen will.