In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Video
Inhoud
Grammaire H: le passé composé
Vragen over huiswerk (27, 29, 31, 32) bespreken
Oefenen met luisteren
Huiswerk
Slide 2 - Tekstslide
Le passé composé (blz 86)
Voltooid tegenwoordige tijd
Om te vertellen wat je hebt gedaan
onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
Tu + as + ?
Slide 3 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
regelmatig werkwoord op -er (danser, jouer, travailler)
ww - r
danser --> danse
e --> é
dansé
Slide 4 - Tekstslide
Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
Ik heb gekeken. J'ai __________ (regarder).
Zij heeft gespeeld. Elle a _________ (jouer).
Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).
Slide 5 - Tekstslide
Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
Zij heeft gespeeld. Elle a _________ (jouer).
Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).
Slide 6 - Tekstslide
Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
Zij heeft gespeeld. Elle a joué (jouer).
Wij hebben geprobeerd. Nous _______ __________ (essayer).
Slide 7 - Tekstslide
Vul aan
Onderwerp + hulpwerkwoord avoir + voltooid deelwoord
Ik heb gekeken. J'ai regardé (regarder).
Zij heeft gespeeld. Elle a joué (jouer).
Wij hebben geprobeerd. Nous avons essayé (essayer).
Slide 8 - Tekstslide
Ontkenning
Ne ... pas komt om de persoonsvorm te staan
Hij heeft gezongen. pv = heeft
Il a chanté. pv = a
Hij heeft niet gezongen
Il n'a pas chanté.
Slide 9 - Tekstslide
Les devoirs
27, 29, 31, 32
voca G & grammaire H
Questions?
Slide 10 - Tekstslide
1 1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je? 2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden) 3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren? 4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)
C'est = 1 woord
Slide 11 - Open vraag
2 1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je? 2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden) 3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren? 4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)
Slide 12 - Open vraag
3 1. Luisteren. Hoeveel woorden hoor je? 2. Luisteren. Schrijf de zin op die je hoort. (aantal woorden) 3. Zijn het minder/even veel/meer woorden dan de 1e keer luisteren? 4. Luisteren. Als je iets anders hoort dan eerder --> opschrijven. (aantal woorden)
Slide 13 - Open vraag
(1) Jevousprésentemonpère.
1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 3. Verschil of hetzelfde?
Slide 14 - Open vraag
(2) Magrandmèreasoixanteans.
1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 3. Verschil of hetzelfde?
Slide 15 - Open vraag
3. Masoeuradorelefoot.
1. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 2. Luisteren. Maak onderscheid tussen de woorden. 3. Verschil of hetzelfde?
Slide 16 - Open vraag
(1) Typ de zin die je hebt gehoord.
Slide 17 - Open vraag
(2) Typ de zin die je hebt gehoord.
Slide 18 - Open vraag
(3) Typ de zin die je hebt gehoord.
Slide 19 - Open vraag
Kies een van de luisteropdrachten om mee te oefenen:
Camille se présente (roze slides)
of
Guy se présente (blauwe slides)
--> is iets moeilijker dan Camille
Je mag ze natuurlijk ook allebei doen!
Slide 20 - Tekstslide
Welke woorden rond het onderwerp "familie" worden er in dit fragment genoemd?
Slide 21 - Open vraag
Beluister het fragment opnieuw en sleep het juiste woord naar de zinnen.
Camille a trois
Camille a une
Le
de Camille est ingénieur.
Slide 22 - Sleepvraag
Welke woorden rond het onderwerp "familie" worden er in dit fragment genoemd?
Slide 23 - Open vraag
Beluister het fragment opnieuw en sleep het juiste woord naar de zinnen.
Guy est le
David et Guillaume ont une
Guy présente sa
Slide 24 - Sleepvraag
Weektaak
Maak de opdrachten online of in je werkboek.
Als je het in je werkboek maakt, mail je foto's.
Dit moet op vrijdag af zijn:
Maken: ex. 27, 29, 31cde, 32
Leren: voca G & grammaire H
Herhalen: Chapitre 6 vocabulaire ABEF - grammaire C - être, avoir, regelmatige ww op -er, les nombres