In welke volgorde doe je natuurwetenschappelijk onderzoek?
Onderzoeksvraag
Hypothese
Conclusie
Materiaal en Methode
Resultaten
Discussie & Reflectie
Achtergrondinformatie
1 / 17
volgende
Slide 1: Sleepvraag
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
In welke volgorde doe je natuurwetenschappelijk onderzoek?
Onderzoeksvraag
Hypothese
Conclusie
Materiaal en Methode
Resultaten
Discussie & Reflectie
Achtergrondinformatie
Slide 1 - Sleepvraag
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een placebo?
A
Een soort medicijn
B
Een behandeling
C
Een nepmedicijn
D
Een experiment
Slide 8 - Quizvraag
Stel ik wil weten of paracetamol echt werkt. Ik geef 200 mensen met hoofdpijn 500 gram paracetamol en 200 mensen een placebo. Daarna moeten ze aangeven hoeveel de hoofdpijn minder is geworden. Waarom gaf ik één groep een placebo?
A
omdat er anders geen resultaten zijn om conclusies te trekken
B
omdat ik dan de resultaten kan vergelijken om te zien of het werkt
C
omdat mensen anders misschien denken dat het werkt, en daardoor minder hoofdpijn hebben
D
die placebo is niet nodig in dit experiment, dit is een strikvraag
Slide 9 - Quizvraag
Welke groep planten is het het blanco experiment?
A
De planten met muziek
B
De planten zonder muziek
Slide 10 - Quizvraag
Om aan te tonen dat dit gas inderdaad door de wortel is gemaakt, heeft de docent een tweede buis als controle gebruikt. Wat moet er in zo’n controlebuis worden weggelaten?
A
de lucht
B
de plantenwortel
C
kalkwater
D
kurk
Slide 11 - Quizvraag
1. Groep leerlingen leren 50 woordjes zonder muziek 2. Groep leerlingen leren 50 woordjes met muziek
Welke uitspraak is waar?
A
Groep 1 = controlegroep
Groep 2 = controlegroep
B
Groep 1 = testgroep
Groep 2 = controlegroep
C
Groep 1 = controlegroep
Groep 2 = testgroep
D
Groep 1 = testgroep
Groep 2 = testgroep
Slide 12 - Quizvraag
Welke conclusie kun je trekken uit deze grafiek?
A
Tim groeide niet tussen zijn achtste en negende jaar
B
Tim groeit steeds even snel
C
Tim groeide als baby het snelst
D
Tim groeide als peuter het snelst.
Slide 13 - Quizvraag
Wat mist er in deze grafiek?
A
Grootheden en eenheden x-as
B
Grootheden en eenheden y-as
C
Titel
D
Legenda
Slide 14 - Quizvraag
Wat zet je op de horizontale as van een grafiek?
A
Wat je hebt gemeten
B
De afhankelijke variabele
C
De titel van de grafiek
D
De onafhankelijke variabele
Slide 15 - Quizvraag
Wat hoort bij elkaar?
verband tussen een afhankelijke en onafhankelijke variabele als beide variabelen een coninue reeks getallen zijn.
Bij geen continue reeks van de onafhankelijke variabele gebruik je deze grafiek.
Deze gebruik je om de aantallen of percentages van de onafhankelijke variabele per groep weer te geven. Het totaal is bij elkaar 100%