Organisatie les 4 en 5: plannen en kalender

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

rekenen met de kalender

aan het einde van de les

•  Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
• Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.

MAANDEN 

Januari    01                Juli                07

Februari 02                Augustus   08

Maart      03                September 09

April         04                Oktober       10

Mei           05                November  11

Juni          06                December  12

NOTITIE VAN MAANDEN 

• Noteren eerst dag dan maand dan jaar. 
• 15 April 2020 gaan we op excursie.
• 15 - 04 - 2020  gaan we op excursie.
  
  
• Noteer je eigen geboorte datum.  

Zet de maanden in de goede volgorde

maand 1

maand 2

maand 3

maand 4

maand 5

maand 6

maand 7

maand 8

maand 9

maand 10

maand 11

maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Wat is een schrikkeljaar

SCHRIKKELJAAR

• Een dag extra in het jaar (29 februari).
• Jaar heeft dan 366 dagen ipv 365 dagen. 
• Wanneer? Als je het jaar door 4 kan delen

SCHOOLJAAR vs KALENDERJAAR

SCHOOLJAAR

 augustus / september - juli

KALENDERJAAR

januari - december 

4 november

12 november

24 november

22 november

7 november

maandag

dinsdag

donderdag

vrijdag

zondag

Welke dag is het op 20 mei?

1. maandag
2. dinsdag
3. zaterdag
4. donderdag

Welke dag is het
op 1 0 september?

1. zondag
2. dinsdag
3. zaterdag
4. donderdag

SEIZOENEN

• Elk jaar heeft 4 seizoenen 
• Lente (21 maart - 20 juni)
• Zomer (21 juni - 22 september)
• Herfst (23 september - 21 december)
• Winter (21 december - 20 maart)

zomer

winter

lente

herfst

Zet op de goede plaats

30 augustus

2 november

16 februari

6 mei

ZOMER- EN WINTERTIJD

• Twee keer per jaar verzetten we de tijd.
• Een keer in het voorjaar en een keer in het najaar.
• Elk jaar een andere datum. 
• Voorjaar een uur vooruit.
• Najaar een uur naar achteren (achteruit).

DAG - WEEK - MAAND - JAAR

• DAG = .... uur
•    24 uur
• WEEK = .... dagen
•    7 dagen
• MAAND = .... dagen      .... weken 
•     30 / 31 dagen (soms zelfs 28)   4 weken 
• JAAR  =  .... dagen ..... weken  .... maanden 
•     365 dagen      52 weken    12 maanden 

WEEK  

• Week bestaat uit 7 dagen
• maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
• week bestaat uit een werkweek en een weekend.
• ma - di - wo - do - vr  noemt men een werkweek.
• za - zo noemt men het weekend. 

zondag

2

1

3

4

5

6

7

Zet op de goede volgorde. 

Zondag staat al op de goede plek.

maandag

zaterdag

woensdag

vrijdag

dinsdag

donderdag

quizizz.com

WEEK  

• Week bestaat uit 7 dagen
• maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
• week bestaat uit een werkweek en een weekend.
• ma - di - wo - do - vr  noemt men een werkweek.
• za - zo noemt men het weekend. 

MAAND

• 12 maanden per jaar
• 1 maand heeft 4 weken
• 1 maand heeft 30 of 31 dagen 
• behalve februari die heeft 28 dagen.... of 29 = schrikkelmaand 

JAAR 

• Elk jaar heeft 12 maanden.
• Elk jaar heeft 52 weken.
• Elk jaar heeft 365 dagen. 
• Elk jaar heeft 4 seizoenen. 
• Soms heeft een jaar een schrikkeljaar. 
• Elke 10 jaar noemt men decennia.
• Elke 100 jaar noemt men een eeuw. 

https:

Hoe zat dit ook alweer?

Welke maanden horen bij de zomer?

1. januari, februari en maart
2. april en mei
3. juni, juli en augustus
4. november en december

Welke maanden horen bij de Herfst?

1. januari en februari
2. maart, april, mei
3. september, oktober en november
4. juni en juli

Hoeveel dagen heeft een jaar?

1. 1000 dagen
2. 365 dagen
3. 370
4. 435 dagen

Hoeveel weken heeft een jaar

1. 365 weken
2. 12 weken
3. 52 weken
4. 4 weken

Het is vandaag dinsdag.
Welke dag is het overmorgen?

1. Woensdag
2. maandag
3. Donderdag
4. Vrijdag

Maandag is het 6 januari.
Welke datum is het
volgende week maandag?

1. dinsdag 7 januari
2. maandag 16 januari
3. zondag 12 januari
4. maandag 13 januari

Het is vandaag zondag. Welke dag is het over precies 1 week?

1. Zaterdag
2. Vrijdag
3. Zondag
4. Donderdag

Het was gisteren dinsdag. Welke dag is het overmorgen?

1. Dinsdag
2. maandag
3. Donderdag
4. Vrijdag

Op welke dag is het Sinterklaas?

1. vrijdag
2. zaterdag
3. zondag
4. maandag