Rekenen_tijd_kalender

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 23-11-2007).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

REKENEN
leerdoelen:
  • Ik beheers de uitspraak en notatie van een kalender
    (datum: 23-11-2007).
  • Ik weet wat een eeuw is.
  • Ik weet het aantal maanden, weken, dagen in een jaar.


Slide 1 - Tekstslide

INTRODUCTIE

Sta op en ga in een rij staan met je klasgenoten.

Zorg dat diegene die als eerste jarig is in het kalenderjaar links staat en daarna diegene die daarna jarig is volgt, etc. 

Slide 2 - Tekstslide

DAG - WEEK - MAAND - JAAR
  • DAG = .... uur
  •    24 uur
  • WEEK = .... dagen
  •    7 dagen
  • MAAND = .... dagen      .... weken 
  •     30 / 31 dagen (soms zelfs 28)   4 weken 
  • JAAR  =  .... dagen ..... weken  .... maanden 
  •     365 dagen      52 weken    12 maanden 

Slide 3 - Tekstslide

DAG
  • Bestaat uit 24 uur
  • Elk uur bestaat uit 60 minuten
  • Elke minuut bestaat uit 60 seconden.

Rekensom: 60 minuten x 24 uur = 1.440 minuten in één dag. 
Minuut duurt 60 tellen (21, 22, 23). 
Je hart slaat in rust gemiddeld 60 x per minuut. Tijdens sport wel tot 180 x per minuut. 

Slide 4 - Tekstslide

WEEK  
  • Week bestaat uit 7 dagen
  • maandag - dinsdag - woensdag - donderdag - vrijdag - zaterdag - zondag
  • week bestaat uit een werkweek en een weekend.
  • ma - di - wo - do - vr  noemt men een werkweek.
  • za - zo noemt men het weekend. 

Slide 5 - Tekstslide

MAAND
  • 12 maanden per jaar
  • 1 maand heeft 4 weken
  • 1 maand heeft 30 of 31 dagen 
  • behalve februari die heeft 28 dagen.... of 29 = schrikkelmaand 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

MAANDEN 
Januari    01                Juli                07
Februari 02                Augustus   08
Maart      03                September 09
April         04                Oktober       10
Mei           05                November  11
Juni          06                December  12


Slide 8 - Tekstslide

NOTITIE VAN MAANDEN 
  • Noteren eerst dag dan maand dan jaar
  • 15 April 2020 gaan we op excursie.
  • 15 - 04 - 2020  gaan we op excursie.

  • Noteer je eigen geboorte datum.  

Slide 9 - Tekstslide

JAAR 
  • Elk jaar heeft 12 maanden.
  • Elk jaar heeft 52 weken.
  • Elk jaar heeft 365 dagen
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen
  • Soms heeft een jaar een schrikkeljaar
  • Elke 10 jaar noemt men decennia.
  • Elke 100 jaar noemt men een eeuw

Slide 10 - Tekstslide

KWARTAAL 
  • Een jaar bestaat uit 4 kwartalen (kwart = 1/4 deel)
  • Elk kwartaal bestaat uit 3 maanden.
  • kwartaal 1 = jan/febr/maart
  • kwartaal 2 = april/mei/juni
  • kwartaal 3 = juli/aug/sept
  • kwartaal 4 = okt/nov/dec

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een schrikkeljaar

Slide 12 - Woordweb

SCHRIKKELJAAR
  • Een dag extra in het jaar (29 februari).
  • Jaar heeft dan 366 dagen ipv 365 dagen. 
  • Wanneer? Als je het jaar door 4 kan delen.
  • 2019 : 4 = 504,75
         Is dit een schrikkeljaar?
  • 2020 : 4 = 505
         Is dit een schrikkeljaar?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

SCHOOLJAAR vs KALENDERJAAR
SCHOOLJAAR
 september - juli

KALENDERJAAR
januari - december 

Slide 15 - Tekstslide

SEIZOENEN
  • Elk jaar heeft 4 seizoenen 
  • Lente (21 maart - 20 juni)
  • Zomer (21 juni - 22 september)
  • Herfst (23 september - 21 december)
  • Winter (21 december - 20 maart)

Slide 16 - Tekstslide

ZOMER- EN WINTERTIJD
  • Twee keer per jaar verzetten we de tijd.
  • Een keer in het voorjaar en een keer in het najaar.
  • Elk jaar een andere datum. 
  • Voorjaar een uur vooruit.
  • Najaar een uur naar achteren (achteruit).

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Link