Herhaling DNA Bouw en Replicatie

Thema 4 DNA

Bs 1 + Bs 2 
Bouw en functie van DNA 
DNA-replicatie

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 DNA

Bs 1 + Bs 2 
Bouw en functie van DNA 
DNA-replicatie

Slide 1 - Tekstslide

Op internet staan veel plaatjes van DNA. Heeft de tekenaar van dit plaatje de basen goed getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Leerdoelen Bs1
  • Je kunt de bouw en functie van DNA beschrijven
  • Je kent verschillende typen DNA 
  • Je weet het verschil tussen coderend DNA en niet-coderend DNA

Slide 3 - Tekstslide




  • DNA
  • genoom
  • kernDNA
  • mtDNA
  • plasmiden
  • nucleinezuur
  • nucleotide
  • desoxyribose
  • Adenine (A)
  • Thymine (T)
  • Cytosine (C)



  • Guanine (G)
  • enkelstrengs DNA
  • basenparing
  • basenpaar
  • dubbelstrengs DNA
  • helixstructuur
  • sequentie
  • gen
  • niet-coderend DNA
  • repetitief DNA
Begrippen B1 De bouw en functie van DNA

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het genoom?

Slide 5 - Open vraag

Genoom
al het DNA in de cel
Prokaryoot = cel zonder kern, bijvoorbeeld een bacterie


Bij een prokaryoot ligt het DNA in het cytoplasma als een cirkel (circulair DNA). 
Daarnaast bevat een bacterie vaak ook korte stukjes circulair DNA (plasmide). 

Slide 6 - Tekstslide

Genoom - al het DNA in de cel (2)
Eukaryoot - cel met een kern bijvoorbeeld plant, dier, schimmel


Genoom dierlijke cel:
- kernDNA
- mitochondriaal DNA (mtDNA)

Genoom plantaardige cel:
- kernDNA
- mitochondriaalDNA (mtDNA)
- DNA in bladgroenkorrels

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, nucleotide, base

Slide 8 - Quizvraag

DNA
DNA Base
Basepaar
Celkern
Chromosoom
Cel

Slide 9 - Sleepvraag

Mitochondriaal DNA blijkt geschikt te zijn voor DNA onderzoek. Wat kan je te weten komen met dit type DNA
A
Een vader-kind relatie
B
Een moeder-kind relatie
C
Een ouder-kind relatie

Slide 10 - Quizvraag

DNA structuur

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel nucleotiden zag in de afbeelding?
A
4
B
5
C
6
D
10

Slide 12 - Quizvraag

DNA structuur

Slide 13 - Tekstslide

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 14 - Quizvraag

DNA - DesoxyriboNucleicAcid - Desoxyribonucleïnezuur
DNA is opgebouwd uit 4 verschillende bouwstenen (nucleotide): A,C,T,G


Elk nucleotide is opgebouwd uit
drie onderdelen:
1. fosfaatgroep
2. desoxyribose (monosacharide)
3. stikstofbase 

Slide 15 - Tekstslide

3'- / 5'-uiteinde
Nucleotide = suikergroep + fosfaatgroep + stikstofbase

De suikergroep bestaat uit 5 koolstofatomen met daaraan verschillende groepen. Wanneer je de koolstofatomen telt met de klok mee vanaf de O-groep, zie je dat de fosfaatgroep van de nucleotide zelf aan 5' vastzit (het 5'-uiteinde), en de fosfaatgroep van de volgende nucleotide aan 3' (het 3'-uiteinde). 
5'-uiteinde
3'-uiteinde

Slide 16 - Tekstslide

Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van N-basen
D
de volgorde van genen

Slide 17 - Quizvraag

DNA-sequentie
  • Een DNA-molecuul past in een celkern door de compacte vorm, het is rond histonen gewikkeld. 

  • Een aantal histonen met DNA eromheen = nucleosoom. De volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt: de sequentie

Slide 18 - Tekstslide

Niet coderend-DNA heeft
A
geen functie
B
een regulerende functie
C
verslaving tot gevolg
D
een coderende functie

Slide 19 - Quizvraag

Niet-coderend DNA
  • Mens: ongeveer 98,5% van genoom bestaat uit niet-coderend DNA. 
  • Dit DNA heeft een regulerende functie
  • een deel bestaat uit repetitief DNA (herhalingen van korte nucleotidesequenties)

Slide 20 - Tekstslide

-Bep zegt dat DNA-replicatie plaatsvindt tijdens de interfase.
-Pieter zegt dat na DNA-replicatie een chromosoom uit twee chromatiden bestaat.

Wie heeft (hebben) gelijk? Gebruik je BiNaS
A
Geen van beiden
B
Alleen Bep
C
Alleen Pieter
D
Beiden

Slide 21 - Quizvraag

DNA-replicatie (1)
Celdeling vindt plaats om onder andere cellen te vervangen of te kunnen groeien. Het kopiëren van DNA oftewel DNA-replicatie is nodig tijdens de celdeling, specifieker tijdens de S-fase (zie afbeelding hiernaast). 





Slide 22 - Tekstslide

Wat aan de bouw van DNA zorgt ervoor dat DNA exact kan worden gekopieerd?

Slide 23 - Open vraag

De open fosfaatkant is de 5' kant, de open suikerkant is de 3' kant van het DNA

De complementaire strengen liggen tegenovergesteld.

DNA-
molecuul
(nucleïnezuur)

Slide 24 - Tekstslide

semi-conservatief 
Elk DNA molecuul bestaat uit een 'oorspronkelijke' en 'nieuwe' streng

Slide 25 - Tekstslide

DNA- replicatie vindt plaats in de ...
A
G1-fase
B
S-fase
C
G2-fase
D
kerndeling

Slide 26 - Quizvraag

DNA replicatie is...
A
... het afbreken van DNA
B
... het aflezen van DNA
C
... het kopiëren van DNA
D
... het doorgeven van DNA

Slide 27 - Quizvraag

DNA-replicatie (1)
DNA begint bij een replicatiestartpunt, de waterstofbruggen tussen de basenparen wordt verbroken door het enzym helicase. Als de twee strengen uit elkaar gaan, ontstaat een replicatiebel.




Slide 28 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
Replicatie begint met een primer, waarvan het enzym DNA-polymerase langs de keten kan schuiven en nieuwe stikstofbasen (A,T, C en G) kan binden. Zo ontstaat de nieuwe streng.


Slide 29 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
DNA-polymerase heeft een afleesrichting van het 3'-uiteinde naar het 5'-uiteinde.

De nieuwe streng wordt dus gemaakt van 5' naar 3'.

De leidende streng (leading strand)
 is gemaakt. 

Slide 30 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
  • DNA-polymerase kan  alleen van het 3'-5' uiteinde aflezen
  • In de andere richting kan DNA-polymerase alleen kleine stukjes DNA, de Okazaki fragmenten, synthetiseren. 
  • De RNA primers worden vervangen door DNA-nucleotiden. 

Slide 31 - Tekstslide

DNA-replicatie (3)
Het enzym DNA-ligase koppelt ten slotte de Okazaki-fragmenten aan elkaar. 

Hierdoor wordt de volgende streng (lagging strand) gevormd.

Slide 32 - Tekstslide

Binas

  • Welke Binas- tabel bevat veel informatie over DNA-replicatie?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Sleepvraag

Primase
RNA Primer
SSBP's
DNA-polymerase
Helicase
Okazaki fragment
DNA-ligase
DNA-polymerase

Slide 35 - Sleepvraag

Herhaling Basisstof 2 (3)
DNA-replicatie

Slide 36 - Tekstslide

Oude keten - nieuwe keten

Slide 37 - Tekstslide

Binas

  • Welke Binas- tabel bevat veel informatie over DNA-replicatie?
71D

Slide 38 - Tekstslide

Zie plaatje: Hoe noemen we de met 'b' aangegeven lijn van het DNA?
A
Okazaki fragment
B
Lagging strand
C
DNA polymerase III
D
Leading strand

Slide 39 - Quizvraag

Wat is een primer?
A
Stukje DNA gemaakt door ligase
B
Stukje RNA gemaakt door primase
C
Stukje RNA gemaakt door polymerase
D
Stukje DNA gemaakt door helicase

Slide 40 - Quizvraag

Wat doet DNA-ligase?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 41 - Quizvraag

Zet de stappen van replicatie in de juiste volgorde 
1
2
3
4
5
6
Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
Ligase verbindt alle DNA fragmenten aan elkaar.
RNA-primers worden vervangen door DNA-nucleotiden
Replicatie start bij een replicatiestartpunt
Helicase verbreekt de waterstofbruggen en maakt van de dubbele strengen enkele strengen DNA
DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde.

Slide 42 - Sleepvraag

Primase
RNA Primer
SSBP's
DNA-polymerase
Helicase
Okazaki fragment
DNA-ligase

Slide 43 - Sleepvraag