Replicatie en transcriptie

Op internet staan veel plaatjes van DNA. Heeft de tekenaar van dit plaatje de basen goed getekend?
A
Ja
B
Nee
1 / 51
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Op internet staan veel plaatjes van DNA. Heeft de tekenaar van dit plaatje de basen goed getekend?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag




  • DNA
  • genoom
  • kernDNA
  • mtDNA
  • plasmiden
  • nucleinezuur
  • nucleotide
  • desoxyribose
  • Adenine (A)
  • Thymine (T)
  • Cytosine (C)



  • Guanine (G)
  • enkelstrengs DNA
  • basenparing
  • basenpaar
  • dubbelstrengs DNA
  • helixstructuur
  • sequentie
  • gen
  • niet-coderend DNA
  • repetitief DNA
Begrippen B1 De bouw en functie van DNA

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het genoom?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein?
A
chromosoom , gen, nucleotide, base
B
chromosoom, gen, base, nucleotide
C
gen, chromosoom, nucleotide, base
D
gen, chromosoom, nucleotide, base

Slide 4 - Quizvraag

Aan welke kant van het DNA molecuul bevindt zich het 5' uiteinde?
A
Bij B en D
B
Bij A en D
C
Bij A en C
D
Bij C en D

Slide 5 - Quizvraag

3'- / 5'-uiteinde
Nucleotide = suikergroep + fosfaatgroep + stikstofbase

De suikergroep bestaat uit 5 koolstofatomen met daaraan verschillende groepen. Wanneer je de koolstofatomen telt met de klok mee vanaf de O-groep, zie je dat de fosfaatgroep van de nucleotide zelf aan 5' vastzit (het 5'-uiteinde), en de fosfaatgroep van de volgende nucleotide aan 3' (het 3'-uiteinde). 
5'-uiteinde
3'-uiteinde

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent het begrip 'sequentie'
A
de volgorde van nucleotiden
B
de volgorde van nucleosomen
C
de volgorde van N-basen
D
de volgorde van genen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het doel/resultaat van DNA replicatie?

Slide 8 - Open vraag

DNA- replicatie vindt plaats in de ...
A
G1-fase
B
S-fase
C
G2-fase
D
kerndeling

Slide 9 - Quizvraag

-Bep zegt dat DNA-replicatie plaatsvindt tijdens de interfase.
-Pieter zegt dat na DNA-replicatie een chromosoom uit twee chromatiden bestaat.

Wie heeft (hebben) gelijk? Gebruik je BiNaS
A
Geen van beiden
B
Alleen Bep
C
Alleen Pieter
D
Beiden

Slide 10 - Quizvraag

DNA-replicatie (1)
Celdeling vindt plaats om onder andere cellen te vervangen of te kunnen groeien. Het kopiëren van DNA oftewel DNA-replicatie is nodig tijdens de celdeling, specifieker tijdens de S-fase (zie afbeelding hiernaast). 





BS 2 vraag 22

Slide 11 - Tekstslide

semi-conservatief 
Elk DNA molecuul bestaat uit een 'oorspronkelijke' en 'nieuwe' streng

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

DNA-replicatie (1)
DNA begint bij een replicatiestartpunt, de waterstofbruggen tussen de basenparen wordt verbroken door het enzym helicase. Als de twee strengen uit elkaar gaan, ontstaat een replicatiebel.




Slide 14 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
Replicatie begint met een primer, waarvan het enzym DNA-polymerase langs de keten kan schuiven en nieuwe stikstofbasen (A,T, C en G) kan binden. Zo ontstaat de nieuwe streng.


Slide 15 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
DNA-polymerase heeft een afleesrichting van het 3'-uiteinde naar het 5'-uiteinde.

De nieuwe streng wordt dus gemaakt van 5' naar 3'.

De leidende streng (leading strand)
 is gemaakt. 

Slide 16 - Tekstslide

DNA-replicatie (2)
  • DNA-polymerase kan  alleen van het 3'-5' uiteinde aflezen
  • In de andere richting kan DNA-polymerase alleen kleine stukjes DNA, de Okazaki fragmenten, synthetiseren. 
  • De RNA primers worden vervangen door DNA-nucleotiden. 

Slide 17 - Tekstslide

DNA-replicatie (3)
Het enzym DNA-ligase koppelt ten slotte de Okazaki-fragmenten aan elkaar. 

Hierdoor wordt de volgende streng (lagging strand) gevormd.

Slide 18 - Tekstslide

Match de begrippen met de functie 
schuift langs enkel strengs DNA en verbindt deze met complementaire nucleotiden 
enzym dat lossen stukjes DNA met elkaar met elkaar verbindt
enzym dat de helix losmaakt
het uiteinde van een chromatide
bouwsteen van het DNA
telomeer
DNA-polymerase
helicase
ligase
nucleotide

Slide 19 - Sleepvraag

Zet de stappen van replicatie in de juiste volgorde 
1
2
3
4
5
6
Primase maakt korte RNA primers die functioneren als startpunt van DNA polymerase
Ligase verbindt alle DNA fragmenten aan elkaar.
RNA-primers worden vervangen door DNA-nucleotiden
Replicatie start bij een replicatiestartpunt
Helicase verbreekt de waterstofbruggen en maakt van de dubbele strengen enkele strengen DNA
DNA polymerase bindt een primer en verlengd deze aan de 3' uiteinde.

Slide 20 - Sleepvraag

Primase
RNA Primer
SSBP's
DNA-polymerase
Helicase
Okazaki fragment
DNA-ligase
DNA-polymerase

Slide 21 - Sleepvraag

Binas

  • Welke Binas- tabel bevat veel informatie over DNA-replicatie?

Slide 22 - Tekstslide

Zie plaatje: Hoe noemen we de met 'b' aangegeven lijn van het DNA?
A
Okazaki fragment
B
Lagging strand
C
DNA polymerase III
D
Leading strand

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een primer?
A
Stukje DNA gemaakt door ligase
B
Stukje RNA gemaakt door primase
C
Stukje RNA gemaakt door polymerase
D
Stukje DNA gemaakt door helicase

Slide 24 - Quizvraag

Wat doet DNA-ligase?
A
De DNA ketens uit elkaar halen
B
De Okazaki fragmenten aan elkaar koppelen
C
Nieuwe nucleotiden inbouwen
D
Startpunt van replicatie

Slide 25 - Quizvraag

Vraag 24 Aan welke kant van de primer kan de DNA-polymerase koppelen, P of Q?

Slide 26 - Open vraag

Sequencen en Gel-elektroforese


  • - geladen DNA-fragmenten bewegen richting + geladen pool
  • Kleinere fragmenten bewegen sneller dan grotere fragmenten

Slide 27 - Tekstslide

Hint vraag 26

Slide 28 - Tekstslide

DNA vs RNA

Slide 29 - Tekstslide

DNA vs. RNA
- DNA is dubbelstrengs, RNA is enkelstrengs
- DNA bevat Thymine (T), RNA bevat Uracil (U)
- Dna bevat Deoxyribose, RNA bevat Ribose

Slide 30 - Tekstslide

DNA naar eiwit

1. Transcriptie
2. Translatie
3. Eiwitsynthese

Slide 31 - Tekstslide

Transcriptie
DNA > mRNA

Bij transcriptie zijn betrokken:
- RNA-polymerase
- Transcriptiefactoren
- Promotor
- Operator (repressor/activator)
- Terminator

Slide 32 - Tekstslide

Transcriptie
Om genexpressie te beinvloeden zijn er speciale gebieden op het DNA.

Promotor: gebied waar transcriptiefactoren en RNA-polymerase aan binden.
Operator: gebied waar repressor of activator aan kan binden.

(Terminator: gebied waar RNA-polymerase loslaat van het DNA.)

Slide 33 - Tekstslide

Transcriptie
Transcriptiefactoren binden aan een promotor.

RNA-polymerase bindt aan transcriptiefactoren.

Operator: door binding van repressor of activator kan DNA minder goed of makkelijker afgelezen worden.

Slide 34 - Tekstslide

Transcriptie
Streng waar promotor aanwezig is is de coderende streng. 


RNA-polymerase werkt via matrijsstreng van 3' > 5' einde.
mRNA wordt gevormd van 5' > 3'.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen Replicatie en transcriptie?

Slide 36 - Open vraag

Wat is geen verschil tussen DNA en RNA?
A
RNA kan buiten de celkern komen
B
DNA heeft een dubbele helix en RNA een enkele
C
RNA heeft Uracil i.p.v. Thymine
D
RNA komt alleen voor in virussen

Slide 37 - Quizvraag


Slide 38 - Open vraag

Wat is de RNA sequentie na transcriptie van de matrijsstreng 3' CGGATACGGTTAA 5'?

Slide 39 - Open vraag

DNA naar eiwit

1. Transcriptie
2. Translatie
3. Eiwitsynthese

Slide 40 - Tekstslide

Transcriptie gaat van
Gebruik BiNaS 71 E
A
Lezen van 3' --> 5' Bouwen 3' --> 5"
B
Lezen 5' --> 3' Bouwen 5'--> 3'
C
Lezen 3' --> 5' Bouwen 5'--> 3'
D
Lezen 5'--> 3' Bouwen 3' --> 5'

Slide 41 - Quizvraag

Transcriptie
Het RNA dat nu gevormd is wordt ook wel pre-mRNA genoemd. 

Hierna vinden er bewerkingen plaats.
- Capping (kop-staart)
- Splicing (verwijderen introns en exons samenvoegen)

Slide 42 - Tekstslide

RNA-processing
Aan de kop en aan de staart wordt bepaald eiwit toegevoegd. 

Voorkomt toevoegen/ verdwijnen nucleotiden.

Slide 43 - Tekstslide

RNA-processing
DNA bevat coderende delen (exons) en niet-coderende delen (introns).

Deze introns moeten verwijderd worden om een werkend eiwit te kunnen maken. 

Dit doet de spliceosoom door het proces 'splicing'.        BINAS 71E

Slide 44 - Tekstslide

Spliceosoom knipt introns uit pre-mRNA

Slide 45 - Tekstslide

RNA-processing
Waarom introns en exons?

Door verwijderen introns kunnen exons in verschillende volgorde in mRNA teruggeplaatst worden. 

Er kunnen dus meerdere versie van een eiwit gemaakt worden!
BINAS 71H




Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video

Translatie: Structuur tRNA
  • Enkelstrengs RNA
  • Baseparing op 4 plaatsen
  • 3 lussen
  • Triplet in 3’->5’ in lus 2
      = anticodon
    = complementair aan mRNA

Slide 49 - Tekstslide

Als de anti-codon van een tRNA GGC is. Welk aminozuur zit er aan dit tRNA molecuul?
A
Arginine
B
Glycine
C
Proline
D
Leucine

Slide 50 - Quizvraag

Bevat tRNA wel of geen tymine?
A
Wel, om complementair te kunnen zijn aan mRNA
B
Niet, het is vorm van RNA

Slide 51 - Quizvraag