WRE 1TC - Woordsoorten - Zelfstandig naamwoord

N E D E R L A N D S
Welkom 1TC!
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

N E D E R L A N D S
Welkom 1TC!
Voorbereiding les:
- Materiaal op tafel
- Zitten volgens plattegrond
- Inloggen LessonUp

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden herkennen.
  • Je kunt eigennamen herkennen. 
  • Je kunt bepaalde en onbepaalde lidwoorden onderscheiden.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:

  • Starten met een nieuw hoofdstuk (woordsoorten);
  • de uitleg behandelen van paragraaf 2 (en hierbij aantekeningen maken);
  • Zelfstandig aan de slag met opdrachten;
  • Lesdoelen checken + Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Alle paragrafen met WS voor de paragraaf behandelen we de komende tijd. De paragrafen met ZD hebben we al behandeld.

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 5 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, ding of gevoel. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 6 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
  • Een concreet zelfstandig naamwoord (czn) geeft iets tastbaars aan. Iets wat je kunt aanraken: fiets, trouwring, berg, rivier, stoel. 
  • Een abstract zelfstandig naamwoord (azn) geeft iets aan wat je niet kunt aanrakken: ruzie, maand, onrust, tijd.

  • Een eigennaam (zn-e) is ook een zelfstandig naamwoord. Namen van mensen, plaatsen of dingen: Max, Vlieland, Rijksmuseum.

Slide 7 - Tekstslide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord (zn) aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. 
(fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 8 - Tekstslide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

Een lidwoord (lw) hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. 
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden (blw), want bij de pen en het boek weet je precies welke pen en welk boek bedoeld worden. 
Bij een pen en een boek weet je dat niet. Daarom is het een onbepaald lidwoord (olw).

Slide 9 - Tekstslide

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Het dorp is afgezet omdat er een nieuwe
serie wordt opgenomen.

A
is
B
dorp
C
serie
D
opgenomen

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn de zelfstandig naamwoorden in onderstaande zin?
Voor de wedstrijd drinkt Daan nog snel een biertje.

Slide 11 - Open vraag

Na de film gingen we nog naar McDonalds.
Benoem de woordsoort van 'McDonalds'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
concreet zelfstandig naamwoord (czn)
abstract zelfstandig naamwoord (azn)
eigennaam 
(zn-e)

Slide 12 - Sleepvraag

Tijdens de vakantie is iedereen vast en zeker zeer vrolijk. 
Benoem de woordsoort van 'vakantie'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
concreet zelfstandig naamwoord (czn)
abstract zelfstandig naamwoord (azn)
eigennaam 
(zn-e)

Slide 13 - Sleepvraag

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §2: Zelfstandig naamwoord en lidwoord. Opdracht 1 t/m 6.
Hoe?
Zelfstandig. In de online methode.
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Lees de theorie in je boek of online methode. Nog onduidelijk -> Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Tot het einde van deze les.
Klaar?
Maak alvast een begin aan §4:
Bijvoeglijk naamwoord (blz. 210-211).
Of maak een samenvatting van §2.
Oefenen

Slide 14 - Tekstslide

  • Je kunt concrete en abstracte zelfstandig naamwoorden herkennen.
  • Je kunt eigennamen herkennen. 
  • Je kunt bepaalde en onbepaalde lidwoorden onderscheiden.
Lesdoelen

Slide 15 - Tekstslide

Aan welke zaken kun je een zelfstandig naamwoord herkennen? Noem er twee.

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een concreet en een abstract zelfstandig naamwoord?

Slide 17 - Open vraag

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 18 - Tekstslide