8.3 Je bloed vervoert

8.3 je bloed vervoert 
Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe je bloed stoffen vervoert
  • Je kunt drie soorten bloedvaten met hun kenmerken noemen
  • Je kunt beschrijven hoe stoffen vanuit het bloed bij je cellen komen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.3 je bloed vervoert 
Leerdoelen:
  • Je kunt beschrijven hoe je bloed stoffen vervoert
  • Je kunt drie soorten bloedvaten met hun kenmerken noemen
  • Je kunt beschrijven hoe stoffen vanuit het bloed bij je cellen komen

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling:
Wat is verbranding?
A
Een reactie tussen brandstof en koolstofdioxide
B
Een reactie tussen brandstof en water
C
Een chemische reactie
D
Energie verbruiken

Slide 2 - Quizvraag

Welke stoffen gaan de spier in bij nummer 3?
A
alleen stof 1
B
alleen stof 2
C
stof 1 en stof 2
D
geen van beide stoffen

Slide 3 - Quizvraag

Sleep de naman naar de juiste onderdelen 
Longblaasje
Luchtpijp
Keelholte
Brongiën 
Neusholte

Slide 4 - Sleepvraag

Bij een adembeweging trekken de tussenribspieren en middenrifspieren samen.
Wat gebeurt hierdoor?


A
De borstkas wordt groter, je ademt in.
B
De borstkas wordt groter, je ademt uit.
C
De borstkas wordt kleiner, je ademt in.
D
De borstkas wordt kleiner, je ademt uit.

Slide 5 - Quizvraag

Hieronder staat een schematische tekening van een spiercel.
Er gaan stoffen de spier in en uit. De spier kan hierdoor samentrekken
De stoffen 1 en 3 stellen zuurstof en water voor.
Hoe heten de stoffen 2 en 4?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de functie van bloed?
A
Het rondbrengen van stoffen door het lichaam.
B
Het verteren van voedsel.
C
Het afbreken van giftige stoffen.
D
Een rode kleur aan je lichaam geven

Slide 7 - Quizvraag

Hoe vervoert je bloed stoffen?
Volwassenen hebben tussen de 5 en 6 liter bloed
in hun lichaam. Een baby ongeveer 400 ml.
Bloed vervoert voedingsstoffen en zuurstof naar de organen en voert afvalstoffen weg. 
Bij het vervoer zijn de stoffen opgelost in je bloed en is zuurstof vastgehecht aan de rode bloedcellen.

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen:
Je kunt de bestanddelen van bloed noemen.
Je kunt de functies van deze bestanddelen van het bloed noemen.
Bloed bestaat uit:
  1. Bloedplasma= waterige deel, vervoer : voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen
  2. Bloedplaatjes: zorgen voor genezing van een wond: korstje 
  3. Bloedcellen: 
  • rode bloedcellen: vervoer van zuurstof, d.m.v. de stof hemoglobine
  • witte bloedcellen: vernietigen bacteriën en andere ziekteverwekkers  
  


Slide 9 - Tekstslide

rode bloedcel
witte bloedcel
bloedplaatje
Het bestrijden van ziekteverwekkers
Het laten stollen van bloed
Het transporteren/ vervoeren van zuurstof

Slide 10 - Sleepvraag

Door welke bloedvaten stroomt bloed?
Slagaders: 
Hebben een dikke gespierde wand, bloed gaat van het hart naar een orgaan. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze naartoe lopen: bijv. nierslagader
Zuurstofrijk bloed
Haarvaten:
Dunne bloedvaatjes waar een rode bloedcel doorheen past. Wand is heel dun. Bedoeld voor uitwisseling van stoffen, Stoffen gaan in de haarvaten van het bloed naar de cellen.
Aders:
Hebben een dunne wand, bloed gaat van een orgaan naar het hart. Zijn meestal genoemd naar het orgaan waar ze vanaf lopen: bijv. nierader. Zuurstofarm bloed
Aders hebben kleppen

Slide 11 - Tekstslide

Slagaders
1: Dikke wand, de bloedruk is hier hoog want het vat komt van het hart af. Het hart pompt het bloed door de slagaders.

2. Gaat van het hart naar een orgaan en is zuurstofrijk.
(longslagader uitzondering, want in de longen komt de zuurstof pas in het bloed)

Grootste slagader is de aorta

Slide 12 - Tekstslide

Aders
1.Dunne wand, het bloed komt uit de organen, dus de bloeddruk is laag(de wand hoeft niet meer zo sterk te zijn)

2. Van het orgaan naar het hart en is zuurstofarm (de long ader is de uitzondering want in de longen is er zuurstof in het bloed gegaan)
3. Hij heeft kleppen als hiernaast, omdat de bloeddruk zo laag is. Anders zou al het bloed naar je benen terugzakken.

Slide 13 - Tekstslide

Samen maken vraag 10 werkboek

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Naamgeving 
Om je bloedvaten te herkennen geven we ze een naam:

Als je de volgende stappen volgt heb je altijd de goede naam:

1.Gaat het bloedvat van het hart naar een orgaan of van een orgaan naar het hart(het bloed stroomt vanaf het hart met de klok mee door het bloedvatenstelsel op het plaatje )
Hart> orgaan = slagader
Orgaan> hart = ader

2. Zoek het orgaan op waar het bloed heen gaat of vandaan komt:
Nr. 12 in de afbeelding: Van het hart naar een orgaan = slagader
Het bloedvat gaat naar de lever= leverslagader

Slide 16 - Tekstslide

Naamgeving 
Om je bloedvaten te herkennen geven we ze een naam:
Dit zijn de uitzonderingen 

1. Aorta: De slagader die door heel je lichaam loopt, hier splitsen de lossen orgaanslagaders af.
2. Onderste holle ader:
De ader die vanuit je lichaam naar he hart gaat(het gedeelte onder je hart: "Onderste"holle ader) 
3. Bovenste holle ader:
De ader die vanuit je lichaam naar he hart gaat(het gedeelte boven je hart: "Bovenste"holle ader) 
4. Poortader
Bloedvat tussen de darmen en de lever
5. Kransslagader/ader
Bloedvaten van je hart zelf.

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Hoe komen stoffen bij je cellen?
  1. Slagaders voeren het bloed met de stoffen die erin zitten naar de haarvaten van de organen. 
  2. In de haarvaten gaat zuurstof van de rode bloedcel naar het bloedplasma. Nu zit dus glucose en zuurstof in het bloedplasma!
  3. In de dunne wand van de haarvaten zitten openingen, het bloedplasma met hierin zuurstof en glucose lekt naar buiten. De vloeistof komt zo bij de cellen
  4. Cellen nemen stoffen op voor de verbranding

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Aan het werk
Maken opdrachten 8.3
opdracht 1 t/m 6

Leren 8.1 en 8.2
Gebruik je boek en de lessen in LessonUp

Slide 21 - Tekstslide