Hoofdstuk 1 §3
1 / 22
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Noem een vorm van inkomen.
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Loon is inkomen uit…
A
Arbeid
B
Bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 5 - Quizvraag
Verhuren van een huis…
A
Arbeid
B
Bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 6 - Quizvraag
Spaargeld…
A
Arbeid
B
Bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 7 - Quizvraag
Kinderbijslag die jouw ouders ontvangen…
A
Arbeid
B
Bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 8 - Quizvraag
Een uitkering omdat je werkloos bent geworden…
A
Arbeid
B
Bezit
C
Overdrachtsinkomen
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Budget of budgetteren? Wat is het verschil?
Slide 11 - Woordweb
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Tandpasta
Welke uitgaven is dit?
Welke uitgaven is dit?
A
Dagelijks
B
Vaste lasten
C
Incidentele
Slide 14 - Quizvraag
Nieuwe broek
Welke uitgaven is dit?
Welke uitgaven is dit?
A
Dagelijks
B
Vaste lasten
C
Incidentele
Slide 15 - Quizvraag
Betalen van jouw Netflix abonnement
Welke uitgaven is dit?
Welke uitgaven is dit?
A
Dagelijks
B
Vaste lasten
C
Incidentele
Slide 16 - Quizvraag
Betalen van jouw reparatie van de wasmachine
Welke uitgaven is dit?
Welke uitgaven is dit?
A
Dagelijks
B
Vaste lasten
C
Incidentele
Slide 17 - Quizvraag
Nieuwe make-up bij de HEMA
Welke uitgaven is dit?
Welke uitgaven is dit?
A
Dagelijks
B
Vaste lasten
C
Incidentele
Slide 18 - Quizvraag
Je krijgt € 20,- per maand. Hoeveel is dat per week?
Slide 19 - Woordweb
Slide 20 - Tekstslide
Je hebt € 700,-. De nieuwe iPhone 14 kost €1.200,-. Je wil over 10 maanden de nieuwe iPhone kopen. Wat moet je per maand reserveren?
