onregelmatige werkwoorden met être
monter (omhoog gaan) monté
arriver (aankomen) arrivé
aller (gaan) allé
rentrer (thuiskomen) rentré
tomber (vallen) tombé
entrer (binnenkomen) entré
naître (geboren worden) né
descendre (omlaag gaan) descendu
partir (vertrekken) parti
(re)venir )(terug)komen) (re)venu
devenir (worden) devenu
retourner (terugkeren) retourné
rester (blijven) resté
sortir (uitgaan) sorti
mourir (doodgaan) mort
se laver wassen lavé