In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Lernziel
Ik kan het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen.
Slide 2 - Tekstslide
Welke lidwoorden zijn er in het Duits?
Slide 3 - Woordweb
Mannelijk: der
Mannelijke persoons- en diernamen: der Junge, der Stier.
De namen van de dagen, de maanden, de jaargetijden en de windrichtingen: der Montag, der Februar, der Sommer, der Norden.
De meeste stammen van werkwoorden: der Beginn (van beginnen), der Sitz (van sitzen), der Besuch (van besuchen).
Slide 4 - Tekstslide
Vrouwelijk: die
Vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh, die Katze.
De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op -e: die Adresse, die Toilette, die Banknote, die Lampe.
Woorden die eindigen op -heit, -keit, -schaft, -ung, -ur, -ei, -ik, -ion, -tät: die Einheit, die Möglichkeit, die Freundschaft, die Zeitung, die Natur, die Polizei, die Politik, die Präsentation, die Universität.
De getallen: die Eins, die Zwei, die Drei, ..
Slide 5 - Tekstslide
Onzijdig: das
Veel onzijdige woorden in het Nederlands (het-woorden) zijn dat in het Duits ook: das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel, das Lesen.
Woorden die eindigen op -chen en -lein: das Mädchen, das Märchen, das Büchlein.
Slide 6 - Tekstslide
Meervoud:
DIE!!!!!!!!!
Slide 7 - Tekstslide
der, die of das?
Kijk naar de dia en zeg of het der die of das is?
Vertel ook de regel die erbij hoort.
Controleer op de volgende dia.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
der Lehrer
want het is een mannelijke persoon
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
die Lehrerin
want het is een vrouwelijke persoon
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
die Schule
want het woord eindigt op -e
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
das Buch
want het is een Nederlands het-woord
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
die Kinder
want het is meervoud
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Sleepvragen
Slide 20 - Tekstslide
der
die
das
mannelijk
vrouwelijk en meervoud
onzijdig
Slide 21 - Sleepvraag
voor mannelijke woorden gebruik je
voor vrouwelijke woorden gebruik je
voor onzijdige woorden gebruik je
voor meervoud gebruik je
das
der
die
die
Slide 22 - Sleepvraag
mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die
Slide 23 - Sleepvraag
der
der
das
das
die
der
die
das
Slide 24 - Sleepvraag
Multiple choice
A, B of C ?
der die of das?
Slide 25 - Tekstslide
der, die oder das?
Oma
A
der
B
die
C
das
Slide 26 - Quizvraag
der, die oder das?
Hengst
A
die
B
der
C
das
Slide 27 - Quizvraag
der, die oder das?
Bruder
A
der
B
die
C
das
Slide 28 - Quizvraag
der, die oder das?
Junge
A
der
B
die
C
das
Slide 29 - Quizvraag
der, die oder das?
Eltern
A
der
B
die
C
das
Slide 30 - Quizvraag
der, die oder das?
Lampe
A
der
B
die
C
das
Slide 31 - Quizvraag
Der, die oder das?
Haus
A
der
B
die
C
das
Slide 32 - Quizvraag
der, die oder das?
Theater
A
der
B
die
C
das
Slide 33 - Quizvraag
der, die oder das?
Brille
A
der
B
die
C
das
Slide 34 - Quizvraag
der, die oder das?
Banane
A
der
B
die
C
das
Slide 35 - Quizvraag
der, die oder das?
Stier
A
der
B
die
C
das
Slide 36 - Quizvraag
der, die oder das?
Jahr
A
der
B
die
C
das
Slide 37 - Quizvraag
der, die oder das?
Haar
A
der
B
die
C
das
Slide 38 - Quizvraag
der, die oder das?
Onkel
A
der
B
die
C
das
Slide 39 - Quizvraag
der, die oder das?
Katze
A
der
B
die
C
das
Slide 40 - Quizvraag
der, die oder das?
Königin Maxima
A
der
B
die
C
das
Slide 41 - Quizvraag
Lesdoel behaald? IK KAN HET GESLACHT VAN ZELFSTANDIG NAAMWOORDEN BEPALEN?