3.3, 3.4 en 3.5

• Rekenen
• MBO
• Studiejaar 1

Domein 3: Verhoudingen 

3.3, 3.4 en 3.5!

3.1 Verhoudingen herkennen

1. De verhouding aantal zwarte mappen : totaal aantal mappen is...
2.  4:6
3. Dit is gelijk aan...
4.  2 : 3
   

Wat is de kleinste verhouding van
blauw : wit ?

1. 4 : 5
2. 2 : 2,5
3. 1 : 1,25
4. 8 : 10

3.2  Rekenen met verhoudingstabel 

Op een school met 300 leerlingen hebben 40 leerlingen groene ogen. Hoeveel leerlingen hebben volgens deze verhouding groene ogen in een klas van 30? 

School/klas	300	30
Groene ogen	40	?

Oefening

Je rijdt 90 km/uur. Hoe lang doe je over 145 km afleggen?

90 km afleggen in één uur tijd (60 min.)!

tijd (min.)
afstand (km)

Oefening

Je rijdt 90 km/uur. Hoe lang doe je over 145 km afleggen?

90 km afleggen in één uur tijd (60 min.)!

tijd (min.)	60
afstand (km)	90		145

Oefening

Je rijdt 90 km/uur. Hoe lang doe je over 145 km afleggen?

90 km afleggen in één uur tijd (60 min.)!

tijd (min.)	60
afstand (km)	90	1	145

: 90

: 90

x 145

x 145

3.3 Verhoudingen vergelijken

Met verhoudingstabellen kan je ook een vergelijking maken.

Wasmiddel 1 kost 

€4,95 voor 4,5 kg, 

Wasmiddel 2 kost

€2,80 voor 2,5 kg

Welk wasmiddel is het voordeligst?

Kg	4,5
€	4,95

Kg	2,5
€	2,80

Wasmiddel 1

Wasmiddel 2

In beide tabellen naar 1 kg terugrekenen
berekening
1) boven : 4,5 - onder : 4,5
2) boven : 2,5 - onder : 2,5

Wasmiddel 1 is €0,02 cent goedkoper.

Kg	4,5	1
€	4,95	1,10

Kg	2,5	1
€	2,80	1,12

Wasmiddel 1

Wasmiddel 2

cm	210
prijs	28

cm	140
prijs	20

Welke stuk hout is het goedkoopst?

1. Textiel.nl
2. shirts.nl

1. Sweetcakes
2. De Bakkers

3.4 Verhoudingentaal 

Verhoudingen worden op verschillende manieren genoteerd.

• 2 van de 5    
    2 per 5      
    2 op de 5
  Je neemt 2 delen van het één en 3 delen van het ander -> totaal 5 delen.
  
  
• Bij 2 : 5 (2 staat tot 5)
  Je neemt 2 delen van het één en 5 delen van het ander -> totaal 7 delen.

Verhoudingentaal 

Blauw

Geel

Groen

1 

2

3

6

4

2

4

8

12

Verhoudingentaal 

3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.

De school heeft 350 studenten.

Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?

Verhoudingentaal 

• 3 van de 7 studenten komt op de scooter naar school.
  De school heeft 490 studenten.
  
  
• Hoeveel studenten komen op de scooter naar school?
  
  
• De verhouding aantal studenten op de scooter : totaal aantal studenten is 3 : 7.
  
  
• Het totaal aantal studenten is 490.

Verhoudingentaal

Diego gaat een week op fietsvakantie. 

Hij fietst in de eerste drie dagen 240 km.

Wat is de kleinste verhouding

aantal dagen : afstand in km?

?

?

aantal dagen

afstand in km

?

240

?

?

Verhoudingentaal

• Een fietsverhuurbedrijf heeft in totaal 320 fietsen.
• Drie van de acht fietsen zijn damesfietsen.
• Wat is de kleinste verhouding damesfietsen : herenfietsen?
• Hoeveel damesfietsen zijn er totaal?

Damesfietsen

Herenfietsen

Totaal fietsen

3

8

5

?

?

?

?

320

Verhoudingentaal

• Een fietsverhuurbedrijf heeft in totaal 320 fietsen.
• Drie van de acht fietsen zijn damesfietsen.
• Wat is de kleinste verhouding damesfietsen : herenfietsen?
• Hoeveel damesfietsen zijn er totaal?

Damesfietsen

Herenfietsen

Totaal fietsen

3

8

5

3

5

32

320

20

1 2

200

120

Evelien heeft 21 liter groene verf nodig.
Zij mengt de blauwe en gele verf.
Wat is de kleinste verhouding blauw : totaal

3

4

1. 3 : 4
2. 4 : 3
3. 4 : 7
4. 3 : 7

Evelien mengt de blauwe en gele verf.
Hoeveel liter heeft zij van elke kleur nodig
om 21 liter groene verf te maken? (Blauw : Geel)

3

4

1. 3 : 4
2. 9 : 12
3. 12 : 9
4. 6 : 8

De omschrijving is
5 van de 8
Welke verhouding hoort hierbij?

1. 5 : 8
2. 5 : 13
3. 5 : 3
4. 3 : 8

De omschrijving is
3 per 7
Welke verhouding hoort hierbij?

1. 3 : 7
2. 3 : 4
3. 7 : 3
4. 4 : 3

De omschrijving is
5 per 9
Welke verhouding hoort hierbij?

1. 5 : 4
2. 9 : 5
3. 5 : 9
4. 4 : 5

De omschrijving is
4 per 5
Welke verhouding hoort hierbij?

Het verband tussen: 

verhoudingen, breuken en procenten

3.5

Verhoudingen, breuken en procenten

1 van de 4 lampjes is rood.

   deel van de lampjes is rood.

25% van de lampjes is rood.

​4​​1​​

1 van de 2

​2​​1​​

• Welk deel van de kopjes is blauw?
  
  
• Hoeveel procent is er blauw?
  
  
• Welk deel van de kopjes is rood?
  
  
• Hoeveel procent is er rood?

Welke beweringen zijn juist?

1. 25% van de cirkel is wit.
2. drie kwart van de cirkel is blauw.
3. 1/5 deel van de cirkel is blauw.
4. 75% van de cirkel is wit.

 

• breuk: 1/5
  
• verhouding: 1 : 4  of
  1 van de 5
• percentage: 50%

• breuk: 1/4
• verhouding: 1 : 3  of
  1 van de 4
• percentage: 25%

Schrijf op in een breuk, verhouding en percentage.

Procenten?

Huiswerk:

Domein 3 Verhoudingen herkennen en gebruiken
3.3 In verhouding vergelijken
3.4 Verhoudingentaal
3.5 Verhoudingen, breuken en procenten
Oefentoets domein 3

BV 15 t/m 22

Beter Rekenen