H1 grammatica: zin in zinsdelen verdelen

Grammatica
Uitleg over zinsontleding (blz.28)
Doorloop deze LessonUp. Daarna kun je aan de slag met de opdrachten die in je planner staan. 
Succes! 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica
Uitleg over zinsontleding (blz.28)
Doorloop deze LessonUp. Daarna kun je aan de slag met de opdrachten die in je planner staan. 
Succes! 

Slide 1 - Tekstslide


Je kan de volgende zinsdelen benoemen: persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp


Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Stap 4
Zin in zinsdelen verdelen: stappenplan
Zoek de pv
Stap 1
strepen zetten
Stap 2
het ow
Stap 3
het wg
Stap 4
het lv
Stap 5
het mw
Stap 6
Klik hier!
De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Er zijn 3 manieren om de pv te vinden. 
1. Vraagzin maken
2. Tijd veranderen
3. Getal veranderen
Klik hier!
Je hebt de pv nu gevonden. Hier kun je direct strepen omheen zetten. Alles vóór de pv is één zinsdeel. Daar hoef je dus geen strepen te plaatsen! Doe nu de zinsdeelproef: alles wat je vóór de pv kunt zetten en dus bij elkaar blijft, is één zinsdeel. 
Klik hier!
Wie/wat + persoonsvorm? 
Het onderwerp is degene of iets wat de handeling (de pv) uitvoert. 
Bijv. De jongen aait de bruine hond. Wie voert de pv (aaien) uit? De jongen!
Klik hier!
Werkwoordelijk gezegde zijn álle werkwoorden in de zin. Alles wat je kan doen. De pv is een werkwoord dus altijd onderdeel van het wg!
Bijv. De jongen heeft de bruine hond geaaid. Pv = heeft. Wg = heeft geaaid. 
Klik hier!
Wat/wie+wg+ow? Het lijdend voorwerp noem ik altijd het slachtoffertje in de zin. Het lv doet zelf namelijk niets! Kijk maar eens naar deze zin: Ik geef een bos bloemen aan jou. Wat/wie heb ik gekocht? 
een bos bloemen. Die bos bloemen doen zelf niets, ze worden gegeven. 
Klik hier!
In een zin met een lijdend voorwerp kán ook een meewerkend voorwerp staan. Het mw geeft aan voor wie iets bestemd is of aan wie iets verteld of gegeven wordt. We pakken weer de voorbeeldzin van het lv erbij: Ik geef een bos bloemen aan jou. Het lv was = een bos bloemen.
Aan wie+wg+ow+lv --> aan wie geef ik een bos bloemen? Aan jou! Dit is dus het meewerkend voorwerp. 

Een mw kan beginnen met 'aan', maar dit hoeft niet! Als het niet met 'aan' begint, kun je het er meestal wel voor zetten. Als het wél met 'aan' begint, moet je het kunnen weglaten.
bwb
Stap 7
Klik hier!
De bijwoordelijke bepaling. De prullenbak! Want: als je de pv t/m mw hebt benoemd, is meestal alles een bwb! Een bwb geeft antwoord op vragen als: Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Van wie? Hoe? Niet elke zin heeft een bwb! Een zin kan ook meerdere bwb's hebben. 

Bijv. Op de kermis bezochten we een waarzegster. 
pv = bezochten ow = we wg = bezochten lv = een waarzegster 
bwb = Op de kermis

Slide 3 - Tekstslide


PV? Mijn broertjes en ik hebben die appels opgegeten. 

Slide 4 - Open vraag


OW? Mijn broertjes en ik hebben die appels opgegeten. 

Slide 5 - Open vraag


WG? Mijn broertjes en ik hebben die appels opgegeten. 

Slide 6 - Open vraag


LV? Mijn broertjes en ik hebben die appels opgegeten. 

Slide 7 - Open vraag

Pak je planner erbij en maak de opdrachten.
Wil je nog een voorbeelden zien? Klik dan verder!
Aan de slag!

Slide 8 - Tekstslide

Stap 1 zoek de pv: 3 manieren om de pv te vinden:
  • 1. Vraagzin maken --> Wil de gemeente over twee weken de oude eik kappen? 
    2. In een andere tijd --> De gemeente wilde over twee weken de oude eik kappen.
    3. Getal veranderen --> De gemeentes willen over twee weken de oude eik kappen. 


Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 9 - Tekstslide

Stap 2: Verdeel de zin in zinsdelen
1. Zet strepen om de pv. 
De gemeente | wil | over twee weken de oude eik kappen.

Kijk nu welke woorden bij elkaar blijven staan als je woorden vóór de pv zet. 
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 10 - Tekstslide

Kijk nu welke woorden bij elkaar blijven staan als je woorden vóór de pv zet. 

Over twee weken wil de gemeente de oude eik kappen
De oude eik wil de gemeente over twee weken kappen

Welke woorden blijven bij elkaar? --> over twee weken / de gemeente / de oude eik 
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 11 - Tekstslide

Kijk nu welke woorden bij elkaar blijven staan als je woorden vóór de pv zet. 

Nu je dit weet, kan je strepen zetten. 

De gemeente | wil | over twee weken | de oude eik | kappen.
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.
Tip! Klik hier!
Staat er een werkwoord aan het einde van de zin? Zet hier direct strepen!

Slide 12 - Tekstslide

Stap 3: zoek het onderwerp 

Wie/wat wil? Dus: wie/wat wil je de oude eik kappen? 

= de gemeente! 
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 13 - Tekstslide

Stap 4: het werkwoordelijk gezegde 

Alle werkwoorden in de zin. De pv is een werkwoord, dus wil is sowieso een onderdeel. Staat er nog een werkwoord? 
JA! Kappen, want dit is een doe-woord! 

wg = wil kappen
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 14 - Tekstslide

Stap 5: Het lijdend voorwerp 
Voorbeeld: De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 15 - Tekstslide

De gemeente wil over twee weken de oude eik kappen.

Slide 16 - Tekstslide

De gemeente | wil | over twee weken | de oude eik | kappen.



pv = wil
ow = de gemeente
wg = wil kappen
lv = de oude eik

Slide 17 - Tekstslide

Gisteravond speelden Peter en Jos na het eten een potje tennis.

Slide 18 - Tekstslide

Gisteravond | speelden | Peter en Jos | na het eten | een potje tennis.


pv = speelden
ow = Peter en Jos
wg = speelden
lv = een potje tennis

Slide 19 - Tekstslide