PRV 3.2.6 2021-2022

Praktijkvoering


Periode 2
Leerjaar 3
Les 5
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Praktijkvoering


Periode 2
Leerjaar 3
Les 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
  1. Welkom + Rapid 
  2. Vorige les 
  3. Leerdoelen 
  4. Herhaling visies op de dood 
  5. Na het overlijden 
  6. Zelf aan de slag 
  7. Rouw 
  8. Afronding + huiswerk 

Slide 2 - Tekstslide

10 min. speling
Vorige les
Welke 5 sterfstijlen zijn er?
Wat kun je met deze sterfstijlen?
Waarom is het belangrijk als DA om inzicht te hebben in de  draaglast/draagkracht van patiënten? 
Hoe kun jij hier aan bijdragen?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun je:
  • Beschrijven welke vormen van lijkbezorging er zijn en wat deze inhouden.
  • Uitleggen welke zaken er na het overlijden geregeld moeten worden
  • Vertellen wat men verstaat onder 'rouwen' 
  • Uitleggen wat de 5 fasen van rouw zijn en wat deze inhouden

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling Sterfstijlen 
Sterfstijlen: Inzicht in sterfstijlen geeft handvaten voor communicatie over de dood

  1. Vertrouwend: 'De dood hoort bij het leven'
  2. Sociaal: 'Sterven tussen familie en vrienden'
  3. Rationeel: 'De dood, daar praten we niet over'
  4. Proactief: 'Ik bepaal hoe en waar ik wil sterven'
  5. Onbevangen: 'De dood is een ver-van-mijn-bed-show'

Slide 5 - Tekstslide

  1. Vertrouwend: vaak gelovig/religieus. Weinig angst voor de dood (hemel), hebben behoefte aan rouwrituelen (dominee op bezoek, begrafenisdienst etc.)
  2. Sociaal: Angst/afkeer voor de dood, schuiven praten erover voor zich uit. Volgen wat gebruikelijk is en gaan ervan uit dat alles voor hen geregeld wordt als het zover is.
  3. Rationeel: hardwerkend, hechten waarde aan uiterlijk en status. Willen de controle houden, plannen zonder gevoelens.
  4. Proactief: Denken en praten erover. Hebben het meest geregeld. Van uitvaartverzekering, donorcodicil en testament tot wensenboekje, euthanasieverklaring en wel/niet reanimeren.
  5. Onbevangen: Vaak jonge mensen. Houden van genieten, grenzen verkennen en leven hun leven op een eigenzinnige manier. Willen alles uit leven halen, niet bezig met dood (weinig ervaring, vermijden).

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Na het overlijden
Na een overlijden moet er veel geregeld worden:

1. Akte van overlijden (A- en B-verklaring) 
  • Vóór de uitvaart, binnen 6 dagen na overlijden
  • Aangifte bij de gemeente (zelf of uitvaartondernemer)
  • Uittreksel van akte van overlijden = toestemming uitvaart


Slide 7 - Tekstslide

Akte van overlijden:
  • De datum en de plaats van overlijden
  • De naam en het adres van de overleden persoon
  • De geboorteplaats
  • Oorzaak overlijden
  • Gegevens van de persoon die het overlijden heeft aangegeven
  • voor- en achternaam van persoon waarmee de overledene getrouwd was of een geregistreerd partnerschap had
Verschil tussen A- en B-verklaring
klik hier
Na het overlijden
Na een overlijden moet er veel geregeld worden:

2. De uitvaart
  • Is er een uitvaartverzekering? Niet verplicht!
  • 36 tot 6 werkdagen na overlijden (anders toestemming nodig)
  • Kosten hangen af van wensen patiënt/nabestaanden (gem. 7500 euro)


Slide 8 - Tekstslide

Voor een langere of kortere periode voor de uitvaart heb je toestemming van de burgemeester of de officier van justitie nodig.
Na het overlijden
Na een overlijden moet er veel geregeld worden:

3. Overige zaken
  • Testament
  • Verzekeringen regelen
  • Bankzaken en belastingszaken regelen
  • Huis laten overzetten op één naam
  • Instanties op de hoogte brengen (werkgever, verenigingen, donaties)


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Open de opdracht 'Rouw en communicatie' op CumLaude


  • Zelfstandig aan de slag

timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rouwen

Slide 11 - Woordweb

Bespreken van vragen:
1. Waar denk jij aan bij rouw?
2. Wat betekent het voor jou persoonlijk? 
3. Heb je ervaring met overlijden/rouw op je stage? 
4. Hoe ging je hier mee om? 

Rouwen
Rouw: Periode waarin mensen een (groot) verlies verwerken
  • Overlijden, maar ook scheiding, gezondheid, een baan etc.
  • Vraagt om tijd en een veilige plek om gevoelens te uiten
  • Iedereen rouwt op zijn/haar eigen manier
  • Iedereen rouwt op zijn/haar eigen tempo

Verlieservaringen uit het verleden bepalen mede hoe iemand vandaag omgaat met rouw.

Slide 12 - Tekstslide

Balans tussen draagkracht en draaglast heeft invloed op hoe je omgaat met rouw

Het is daarbij belangrijk dat ze niet alleen worden gelaten.
Ook respect voor het unieke proces van iedere persoon is nodig. Iemand kan niet op bevel een bepaalde fase doorleven of afsluiten. Bewustzijn van het proces helpt wel om te (h)erkennen wat er gebeurt en om geduld te hebben.
 
 

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Afmaken opdracht 'Rouw en communicatie'

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies