Aan het einde van deze les kan ik de betekenis en samenhang van de executieve functies aan mijn klasgenoot uitleggen.
Slide 5 - Tekstslide
Welk gedrag laat ik zien?
Ik ben hier om te leren en te werken.
Ik kom op tijd en heb de juiste spullen bij me.
Slide 6 - Tekstslide
Begrippen verklaren
Plannen & organiseren
Metacognitie & zelfmonitoring
Reactie inhibitie
Werkgeheugen
Flexibiliteit
Emotieregulatie
Taakinitiatie
Slide 7 - Tekstslide
Simpeler maken
Kompas: Plannen & organiseren
Pet: Overzicht houden & zelf kritisch
Anker: Stop, denk, doe
Landkaart: Weten en onthouden
Roer: Omschakelen naar iets anders
Toerenteller: Gevoelens onder controle
Schroef: Starten en doorwerken
Slide 8 - Tekstslide
Kompas (plannen en organiseren)
Plan maken hoe je gaat varen en welke spullen je nodig hebt onderweg, welke weg.
Je hebt je kompas nodig om te bedenken hoe je de taak gaat aanpakken en welke spullen je nodig hebt.
Slide 9 - Tekstslide
(Kapiteins)pet (metacognitie en zelfmonitoring)
Je hebt je kapiteinspet nodig om na te denken over hoe je de taak hebt aangepakt en wat er goed ging en wat je een volgende keer anders gaat doen.
Slide 10 - Tekstslide
Anker (inhibitie)
Heb je nodig om te remmen/je te richten.
Je hebt je anker nodig om te stoppen met waar je mee bezig bent en je aandacht bijvoorbeeld bij de uitleg van de docent te houden. Maar ook om eerst na te denken en daarna pas aan het werk te gaan.
Slide 11 - Tekstslide
Landkaart (werkgeheugen)
Om te onthouden welke route je vaart.
Je hebt je landkaart nodig om te bedenken wat je al over een onderwerp weet en om nieuwe informatie te onthouden (bijvoorbeeld welke opdrachten je moet maken van de docent, enz.).
Slide 12 - Tekstslide
Roer (flexibiliteit)
Kunnen sturen en bijsturen als er iets op je route komt.
Je hebt je roer nodig om je plan aan te kunnen passen als iets ander gaat dan dat je dacht of gewend bent.
Slide 13 - Tekstslide
Toerenteller (emotieregulatie)
Zodat de motor niet te warm of te koud wordt.
Je hebt je toerenteller nodig om goed met je emoties/gevoelens om te kunnen gaan zodat je bijvoorbeeld niet te boos of verdrietig wordt om een taak verder te kunnen maken.
Slide 14 - Tekstslide
Schroef (taakinitiatie)
De boot in beweging brengen en laten varen.
Je hebt je schroef nodig om te kunnen starten aan je taak en door te kunnen werken.
Slide 15 - Tekstslide
Simpeler maken
Kompas: Plannen & organiseren
Pet: Overzicht houden & zelf kritisch
Anker: Stop, denk, doe
Landkaart: Weten en onthouden
Roer: Omschakelen naar iets anders
Toerenteller: Gevoelens onder controle
Schroef: Starten en doorwerken
Slide 16 - Tekstslide
Begrippen toepassen door middel van kaartjes
Plannen & organiseren
Metacognitie & zelfmonitoring
Reactie inhibitie
Werkgeheugen
Flexibiliteit
Emotieregulatie
Taakinitiatie
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Meijn kwaliteitenreflectie
Post-it
Naam
2 kwaliteiten
1 ontwikkelpunt
Slide 19 - Tekstslide
Meijn kwaliteitenreflectie
Post-it
Naam
2 kwaliteiten
waaruit blijkt dat jij hier goed in bent?
Slide 20 - Tekstslide
Meijn kwaliteitenreflectie
Post-it
Naam
1 ontwikkelpunt
Waaruit blijkt dat jij je hierin moet ontwikkelen?
Welke executieve functie past hierbij?
Slide 21 - Tekstslide
Meijn kwaliteitenreflectie
Post-it
Docent neemt even een foto van het wiel met de post-its
Slide 22 - Tekstslide
Meijn kwaliteitenreflectie
We hebben dezelfde ontwikkelpunt
Vorm een groep met 'gelijkgestemden'
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Evaluatie en vooruitblik
Morgen neem je een spel mee wat je kunt spelen tijdens de mentorles.
Slide 31 - Tekstslide
Lesdoel
Aan het einde van deze les kan ik de betekenis en samenhang van de executieve functies aan mijn klasgenoot uitleggen.