3HV - Samengevatte stof

3HV - Samengevattestof
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

3HV - Samengevattestof

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Elke lichaamscel heeft 23 chromosomenparen.
Dat zijn 46 chromosomen in totaal.
Chromosomen bevatten informatie over je erfelijke eigenschappen.
Genoom = alle chromosomen samen (met alle erfelijke informatie).

Slide 4 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Bij 22 chromosomenparen is de vorm en grootte van beide chromosomen gelijk.  

Het 23ste paar zijn de geslachts-chromosomen (bepalen m/v).
Vrouw: 2 dezelfde            XX
Man: 2 verschillende      XY

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Je lijkt op.........je ouders
LICHAAMSCEL
46 CHROMOSOMEN = 23 paren.
Dus steeds 2 dezelfde chromosomen

EICEL/ZAADCEL
23 CHROMOSOMEN = 23 enkele

BEVRUCHTING
eicel + zaadcel = 46 CHROMOSOMEN
23 PAREN = 1 van moeder en 1 van vader


Slide 7 - Tekstslide

Ben je een jongen of een meisje?

Slide 8 - Tekstslide

Mitose (gewone celdeling)
  • celdeling van gewone cellen
  • Er wordt een exacte kopie van alle chromosomen gemaakt
  • Hierbij gaat een cel zichzelf delen 

Slide 9 - Tekstslide

Mitose

Slide 10 - Tekstslide

Binas: Mitose

Slide 11 - Tekstslide

Meiose (=reductiedeling)
- Celdeling om geslachtscellen te maken
- Gebeurt in de eierstokken en teelballen
- Elke geslachtscel heeft de helft van het aantal chromosomen dus 23 in totaal 

Slide 12 - Tekstslide

Meiose (=reductiedeling)
- Celdeling om geslachtscellen te maken
- Gebeurt in de eierstokken en teelballen
- Elke geslachtscel heeft de helft van het aantal chromosomen dus 23 in totaal (haploïd)


Meiose I
Meiose II

Slide 13 - Tekstslide

Meiose
Meiose 

Slide 14 - Tekstslide

12.1 'Eigenschappen doorgeven'
Waarom heeft Dennis blauwe ogen?
-Één gen (bv voor oogkleur) bestaat uit meerdere vairanten.
bv 1 allel voor bruin, 1 allel voor blauw.
- In je lichaamscel zitten 23x 2 chromosomen (1 van elke ouder)
bv: 2 allelen voor blauw, of 1 voor bruin, 1 voor blauw, of...

- voor élke eigenschap heb je in je lichaamscellen dus 2 allelen: 1 van je moeder, 1 van je vader.
 

Slide 15 - Tekstslide

Genotypen/fenotypen,

Genotype: informatie van 2 allelen voor 1 eigenschap.
Dus de info die in je DNA 'staat'

Fenotype: de informatie (of 'kenmerken') die je aan de 'buitenkant' ziet van persoon

Slide 16 - Tekstslide

Hetero- en homozygoot...
Homozygoot: als twee allelen voor de eigenschap gelijk aan elkaar zijn (bijvoorbeeld voor oogkleur: beiden blauw)
Heterozygoot: als de twee allelen verschillend zijn (bijvoorbeeld blauw/bruin)

Slide 17 - Tekstslide

Heterozygoot

Slide 18 - Tekstslide

Recessief en dominant
Stel je voor, je ontvangt (voor oogkleur) een blauw allel van je moeder, en een bruine van je vader. Jij zal dan hoogstwaarschijnlijk bruine ogen hebben.
Dat bruine allel, noem je dominant: het overheerst over het blauwe. 
Het onderdrukte allel noem je recessief.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe noteer je genotypen?
Om genotypen kort en overzichtelijk op te schrijven, gebruiken we letters:
*Dominante allelen geef je aan met een hoofdletter
*Recessieve allelen geef je aan met een kleine letter. 
Tip: Kies áltijd een letter waarbij de hoofdletter niet lijkt op de kleine letter. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe noteer je genotypen?
Voor elke eigenschap 2 allelen (want op elk chromosoom - van moeder en van vader- ligt er één)
Daarom: een genotype 'code' bestaat uit 2 letters. 
*BB betekent homozygoot dominant

*Bb betekent heterozygoot
*bb betekent homozygoot recessief

Slide 21 - Tekstslide

Hoe zien de nakomelingen eruit?
Je kunt aan de hand van het genotype van ouders, een voorspelling doen over het genotype van de nakomelingen.
Hiervoor gebruik je een kruisingsschema

(Kruising = twee ouders die samen nakomelingen krijgen)

Slide 22 - Tekstslide

kruisings-
schema

Slide 23 - Tekstslide

Maken kruisingsschema

Slide 24 - Tekstslide

Maak een kruisingsschema voor deze ouders
(BB x Bb)
Genotype:                                       Kruisingsschema:
Moeder: BB
Vader: Bb

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Stappenplan
1: bekijk de fenotypen
2: zoek 2 ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype
3: dit kind is recessief (homozygoot)
4: ouders zijn heterozygoot
5: Bepalen:
dominant = Groen
recessief = Rood

Slide 28 - Tekstslide

Stambomen
  • Dochter moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  • Ouders moeten wel drager zijn: heterozygoot Aa
  • Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 29 - Tekstslide

Genotypen afleiden uit fenotypen in de stamboom
  1. 1 Dochter is rood en heeft dus een afwijkend fenotype
  2. Wat zegt dit over het genotype van de ouders?
  3. Welk genotype moet de dochter hebben?
  4. Welke genotypen zouden de andere kinderen kunnen hebben?

Slide 30 - Tekstslide

Uitwerking stamboom
  1. Dochter moet wel homozygoot recessief zijn dus aa
  2. Ouders moeten wel drager zijn: heterozygoot Aa
  3. Van de andere kinderen weet je alleen zeker dat ze ten minste 1 dominant allel hebben want ze hebben niet het recessieve fenotype

Slide 31 - Tekstslide

Weinig kleurenblinde meisjes
Geslachtsgebonden recessieve overerving:
als een aandoening veroorzaakt wordt door een gen op het X-chromosoom en recessief is.

-> Vrouw heeft een 2e X-chromosoom om 'te compenseren',
-> Mannen met x-chromosomale aandoening komt dus vaker voor. 

Noteren van geslachtsgeb.eigenschap:
voorbeeld: XA en Xa

Slide 32 - Tekstslide

X-chromosomale afwijking -> voorbeeld
Voorbeeld: op Y-chromosoom zitten geen allelen voor de eigenschap kleurenblindheid. 

Zie afbeelding hiernaast. 
- Genotype vader met dominante allel noteer je als XAY. (niet kleurenblind)
- Genotype van moeder noteer je als XAXa. (drager)

meisje kan alleen kleurenblind zijn als vader kleurenblind is en moeder drager. 

Slide 33 - Tekstslide

X-CHROMOSOMAAL DOMINANT - XA
X-CHROMOSOMAAL RECESSIEF - Xa

Slide 34 - Tekstslide

Hoelang is er al leven
 op aarde?
- Aarde is ong. 4.5 miljard jaar oud 

-> Geen leven op aarde
-> Geen zuurstof in lucht, maar
-> mengsel van gassen uit vulkanen. 

<- Filmpje 15 min.
begin van leven op aarde, 
of 7 min. 'hoe is leven ontstaan?'

Slide 35 - Tekstslide

Hoelang is er al leven op aarde?
1e organismen: cyanobcterién (blauwalg)
- ontstonden 3,5 miljard jaar geleden in water
- kunnen (net als planten) zuurstof maken
daarna: 
algen en dieren in water (geen leven op land)
en toen:
UV-straling is te schadelijk voor het leven op aarde. Door zuurstof (van de cyanobacterien) ontstaat er ozon (door reactie met UV). Hierdoor bescherming tegen UV. Nu leven op aarde mogelijk!

Slide 36 - Tekstslide

Minder UV-straling
-> ook leven op land.
(400 miljoen jr. geleden)
1e planten
Algen, daaruit andere groepen.
1e dieren:
ongewervelden; kwallen, zeesterren.
-> Later duizendpoten, insecten.
Toen
-> 
mét wervelkolom; vissen,
-> amfibieën.
-> reptielen, vogels, zoogdieren (wij!)

Slide 37 - Tekstslide

Verwantschap
Verwantschapsschema:
schema met afstamming van verworven soorten en hun uitgestorven voorouders  

Gemeenschappelijke voorouder: soort waaruit verschillende soorten zich ontwikkeld hebben  
- soorten met recent gemeensch.voorouder staan dicht bij elkaar in schema: zijn verwant
Verwant:
Dieren die verwant zijn, tonen veel overeenkomstige kenmerken, door recente gemeenschappelijke voorouder

Slide 38 - Tekstslide

Ongewervelden (zonder wervelkolom) vs Gewervelden (mét wervelkolom).
Verwantschap tussen gewervelden - er zijn steeds nieuwe kenmerken ontstaan

Slide 39 - Tekstslide

Soorten kunnen veranderen als..
1. er variatie in eigenschappen als gevolg van mutaties in het DNA optreedt

2. de eigenschappen die variëren, erfelijk zijn
3. er natuurlijke selectie op deze eigenschappen plaatsvindt

<- filmpje 2.5 min. 

Slide 40 - Tekstslide

Nieuwe soort
Bij vinken ontstonden door evolutie nieuwe soorten doordat:
1. Er variatie is in snavelsoort
2. De snavelvorm erfelijk is
3. Er selectie plaats vindt (verschillende voedselbronnen op verschillende eilanden)
4. De vinken van elkaar geïsoleerd zijn.

Slide 41 - Tekstslide

Hoe ontstaan nieuwe soorten?
Survival of the fittest: de best passende varianten overleven en planten zich voort.

Door isolatie kunnen nieuwe soorten ontstaan.

filmpje
= 2 min. 

Slide 42 - Tekstslide

Soorten kunnen veranderen als..
1. er variatie in eigenschappen als gevolg van veranderingen in het DNA optreedt


2. de eigenschappen die variëren, erfelijk zijn

3. er natuurlijke selectie op deze eigenschappen plaatsvindt


Slide 43 - Tekstslide

Hoe veranderden onze voorouders
Mensapen: gibbons, orang-oetans, gorilla’s, mensen, chimpansees en bonobo’s

- duim is opponeerbaar (kan tegenover de vingers geplaatst worden)
- hebben geen staart

Slide 44 - Tekstslide

Waar komen wij vandaan?
Mensachtigen: Organismen die rechtop lopen:
Australopithecus en  Homo-soorten

- ruim 3.5 miljoen jaar geleden ontstaan in oosten van Afrika

- Schedel leek erg op chimpansee + zelfde hersenvolume.
'Meet' Lucy: 'Austraopithecus afarensis' : skelet gevonden in 1974 in Ethiopië: leefde 3.65 miljoen jaar geleden 

Slide 45 - Tekstslide

Dus.. even op 'n rij;
van mens naar aap
Leefomgeving:
eerst in het bos, later op de savanne



Veranderingen:
- hersenvolume nam toe
- wenkbrauwboog en kam op hoofd werden kleiner
- kaken werden kleiner en minder krachtig en de kin ontstond



Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Evolutie van de mens
7 miljoen jaar geleden een gemeenschappelijke voorouder.

Autralophithecus afarensis - geen opponeerbare teen
Homo habilis - 'handige mens' - stenen werktuigen
Homo erectus - 'rechtopstaande mens' - jagers en vissers, vuur
Homo sapiens - 'denkende mens'-  plat gezicht, groot hersenvolume



Slide 48 - Tekstslide