Nederlands wk 22 - les 3 Leesvaardigheid

4 havo Nederlands Leesvaardigheid
Vorige keer:
  • tekstopbouw; inleiding, middenstuk en slot
  • tekststructuur: Dat zijn: voor- en nadelenstructuur, verleden/heden(/toekomst)structuur, probleem/oplossingsstructuur, verschijnsel-verklaringsstructuur, argumentatiestructuur en vraag/antwoordstructuur.
      

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

4 havo Nederlands Leesvaardigheid
Vorige keer:
  • tekstopbouw; inleiding, middenstuk en slot
  • tekststructuur: Dat zijn: voor- en nadelenstructuur, verleden/heden(/toekomst)structuur, probleem/oplossingsstructuur, verschijnsel-verklaringsstructuur, argumentatiestructuur en vraag/antwoordstructuur.
      

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Les van vandaag:
Leesvaardigheid: de kernzin, de verbindingsmanieren, de tekstverbanden en de functiewoorden.

  • wat staat er in de samenvatting?
  • bekijk het filmpje
  • maak de opdrachten

Slide 4 - Tekstslide

De kernzin
De belangrijkste zin van de alinea. De ‘hoofdgedachte’ van de alinea. Deze zin is bijna altijd te citeren en is meestal de 1e en/of de 2e of de laatste zin van de alinea.
Het gaat vaak om een bewering, een conclusie, een standpunt of een argument. De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld uitleg of uitwerking bij de uitspraak; voorbeeld of bewijs bij de bewering; of argumentatie bij het standpunt, enz.
 Let op: het gaat om een hele zin, dus van hoofdletter tot punt!

Slide 5 - Tekstslide

Verbindingsmanieren

Slide 6 - Tekstslide

Tekstverbanden

Slide 7 - Tekstslide

Functiewoorden

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Opdrachten
Hierna volgen verschillende opdrachten waarbij je de geleerde theorie moet toepassen. Lees steeds goed de vraag en de tekstfragmenten en neem de tijd om het juiste antwoord te geven. 

Succes!

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 2 en wat is de kernzin van alinea 3? Licht ook toe waarom je die kernzinnen gekozen hebt.

Slide 13 - Open vraag

Want hij wilde haar wel brengen, ruim anderhalf uur
Door regen en door wind, maar liefst één hand aan het stuur
Met nog een hand op haar dijen, want zo ver mocht ie al gaan
En d'r is hier niet eens wifi, maar elk bericht komt aan

Want hij was smoorverliefd op haar
En had nog nooit zoiets gedaan
Want hij zou terug zijn met een uurtje
Moeder's fiets mee uit het schuurtje
Hij was smoorverliefd op haar

Naar: Rapper Snelle, Smoorverliefd

Slide 14 - Tekstslide

Welk signaalwoorden zag je in voorgaand stukje tekst en welke tekstverbanden geven ze aan?

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Welke functie heeft alinea 1?
A
Voorbeeld
B
Constatering
C
Anekdote
D
Stelling

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Welke functie heeft alinea 8?
A
anekdote
B
verklaring
C
versterking
D
voorbeeld

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de functie van alinea 10?
A
Verklaring
B
Verwachting
C
Conclusie
D
Vermoeden

Slide 20 - Quizvraag