Thuis in je huis bs. 3

Thuis in je huis
4.3 De was doen
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Thuis in je huis
4.3 De was doen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
4.3.6 Je kunt beschrijven wat natuurlijke en synthetische vezels zijn en wat de stofeigenschappen van katoen, wol en nylon zijn.
4.3.7 Je kunt het etiket van een kledingstuk lezen.
4.3.8 Je weet waarom je kleding regelmatig moet wassen.
4.3.9 Je weet welke soorten wasmiddelen er zijn en kunt     uitleggen hoe wasmiddelen werken.
4.3.10 Je weet hoe je moet wassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De samenstelling van kleding
Bijna elk kledingstuk is gemaakt van heel dunne draadjes. Deze draadjes heten vezels. De vezels vormen samen een draad. De draden zijn door elkaar geweven en vormen samen een stof. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Van vezels naar t-shirt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke vezels

Vezels gemaakt van materialen uit de natuur.
Katoen en linnen komen van planten .
Wol en zijde komen van dieren. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synthetische vezels
Vezels gemaakt uit aardolie,
Synthetische vezels worden in fabrieken gemaakt.
Bijvoorbeeld nylon en polyester. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenschappen van stoffen
Elke stof heeft andere eigenschappen. Als je kleding koopt, kun je op deze eigenschappen letten.

Open je boek blz. 207 voor de volgende dia.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eigenschap van katoen?

Slide 8 - Open vraag

stof die veel vocht opneemt, je niet heel warm houdt, veel lucht doorlaat en zacht en soepel is
Wat is de eigenschap van wol?

Slide 9 - Open vraag

stof die veel vocht opneemt en je warm houdt
Wat is de eigenschap van nylon?

Slide 10 - Open vraag

stof die geen vocht opneemt, je bijna niet warm houdt, heel licht is en bijna niet kreukt
Het etiket
In elk kledingstuk zit een etiket. Er staat van welke stof de kleding is gemaakt. Dat is de samenstelling. Er staan ook tekens op het etiket. Die tekens laten zien hoe je het kledingstuk moet onderhouden.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

samenstelling
van welke stof een kledingstuk gemaakt is
onderhouden
wassen, drogen en strijken

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Practicum 
Ga naar blz. 209 in je boek, opdracht 4 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wassen
Kleding die je draagt, wordt vuil en gaat minder fris ruiken.
Je moet je kleding regelmatig wassen vanwege:
• de hygiëne: door te wassen krijgen ziekteverwekkers geen kans
• de geur: gewassen kleding ruikt fris
• de vlekken: schone kleding ziet er beter en mooier uit

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wasmiddelen
Met alleen water krijg je je kleren niet goed schoon. Dat komt doordat het meeste vuil vettig is. Vet lost niet goed op in water. Door wasmiddelen lost vet wel op in water. En door wasmiddelen blijft het vuil in het sop

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er zijn verschillende soorten wasmiddelen.
• Je gebruikt een witwasmiddel voor de witte was. Ook lichtgekleurde was kun je met een witwasmiddel wassen.
• Je gebruikt een bontwasmiddel voor alle gekleurde was.
• Een totaalwasmiddel is goed voor alle was.
• Een fijnwasmiddel gebruik je voor wol en andere fijne stoffen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je moet de was sorteren.
Je moet daarbij op de kleuren letten. 
  • In de witte was doe je alleen witte kledingstukken.
  •  In de bonte was doe je alleen gekleurde kledingstukken. 
  • In de fijne was doe je kledingstukken die kwetsbaar zijn, bijvoorbeeld wol en zijde.
  • Je moet ook op de temperatuur letten. Was je te heet? Dan kunnen kledingstukken krimpen of verkleuren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Was-aanwijzingen
In de was-aanwijzingen staat ook hoeveel wasmiddel je nodig hebt. Dat heet de dosering
Als de was erg vuil is, heb je meer wasmiddel nodig.
Als er veel kalk in het water zit, heb je ook meer nodig. Je zegt dan dat het water ‘hard’ is.
Gebruik niet meer wasmiddel dan op de verpakking staat. De was wordt niet schoner als je meer gebruikt.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Machinewas
De meeste kleding was je in de wasmachine. Dat heet machinewas. De wasmachine heeft knoppen voor verschillende soorten was.
Met de temperatuurknop regel je de temperatuur van het water. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handwas
Sommige kledingstukken moet je met de hand wassen. Want in de wasmachine kan de stof beschadigen. 
Kleding die je met de hand moet wassen, heet handwas.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Lezen blz. 206 t/m 212
Maken opdr. 1 t/m 9
Klaar? Maak de test jezelf op de laptop

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies