Herhaling hoofdstuk 4 en 5 Vragers & Aanbieders

Herhaling hoofdstuk 4 en 5

 Vragers & Aanbieders
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 4 en 5

 Vragers & Aanbieders

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsmarkt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krappe arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ruime arbeidsmarkt?
A
Het gaat goed met de economie
B
Er zijn weinig vacatures
C
Er zijn veel vacatures
D
Het gaat slecht met de economie

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is hier een krappe of ruime arbeidsmarkt?
A
Ruime arbeidsmarkt
B
Krappe arbeidsmarkt

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een krappe arbeidsmarkt heeft een tekort aan werknemers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Juist
Wanneer is er sprake van een krappe arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke groep behoort NIET tot de niet-beroepsbevolking?
A
Studenten
B
Huisvaders
C
Werklozen
D
Arbeidsongeschikten

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gegevens:
Werklozen: 310.000 Werknemers: 7.500.000
Zelfstandigen: 1.500.000 Vacatures: 280.000
Bereken de vraag naar arbeid
A
1.780.000
B
7.810.000
C
9.280.000
D
9.310.000

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg voor het evenwichtsloon wanneer de aanbodlijn naar rechts verschuift.
A
het evenwichtsloon daalt.
B
het evenwichtsloon stijgt.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De werkgelegenheid bestaat uit ...
A
werkende zelfstandigen, werknemers en vacatures
B
werkende zelfstandigen en werknemers
C
werknemers en vacatures
D
werknemers

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prijslasticiteit van de vraag

De prijselasticiteit (van de vraag) geeft aan in hoeverre de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van de prijs.

Prijselasticiteit van de vraag (Ev) =

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden

1) Stel dat de prijs stijgt met 5% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid daalt met 10%.
De waarde van de elasticiteit is: -10% / 5% = -2. Dit is elastisch.


2) Stel dat de prijs daalt met 10% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid stijgt met 4%.

De elasticiteit is: 4% / -10% = -0,4. Dit is inelastisch.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3) Stel dat de elasticiteit gelijk is aan -0,5.

De prijs stijgt met 5%.

De gevraagde hoeveelheid zal veranderen met: 5% x -0,5 = - 2,5%


4) Stel dat de elasticiteit gelijk is aan -2.

De gevraagde hoeveelheid is gedaald met -20%.

De prijsstijging is -20% / -2 = 10% geweest

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

externe effecten

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het lawaai van een overvliegend vliegtuig is een negatief extern effect
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is sprake van een elastisch vraag. De prijs stijgt met 2%. De vraag zal...
A
met meer dan 2% dalen
B
met minder dan 2% dalen
C
met meer dan 2% stijgen
D
met minder dan 2% stijgen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel, de prijs daalt met 5%.
De elasticiteit is -2.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Stijgt met 10%
B
Stijgt met 2,5%
C
Daalt met 2,5%
D
Daalt met 10%

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prijs daalt met 10% en hierdoor stijgt de vraag met 20%.
Hoe groot is de elasticiteit en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2 Inelastisch
B
Ev = -2 Elastisch
C
Ev = -0,5 Inelastisch
D
Ev = -0,5 Elastisch

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De prijselasticiteit van de vraag van een product is -0,5.
Als de prijs stijgt dan.....................omzet
A
daalt
B
stijgt
C
blijf gelijk

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deelmarkt 1: de jongeren
Oude afzet 2000 oude prijs €35
Nieuwe afzet 6000 nieuwe prijs €15
Wat is de prijselasticiteit?
A
-3.5
B
-3.6
C
-4
D
-4.2

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de prijs van een complementair goed toeneemt, dan wordt de vraag naar het goed waarmee het verbonden is:
A
Hoger
B
Lager
C
Blijft gelijk

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door een prijsstijging van 12% vermindert de vraag naar treinreizen van 500.000 naar 480.000.
I: Door de prijsstijging daalt de omzet van treinreizen
II: De vraag naar treinreizen is prijselastisch
A
Beide juist
B
I juist, II onjuist
C
I onjuist, II juist
D
Beide onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies