In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 1 - Planten en dieren
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Oefentoets
Extra uitleg thema 1/ Test jezelf
Afsluiting
Slide 2 - Tekstslide
Gaat biologie over organismen?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Is een steen levenloos?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Een stilzittende, bijna niet ademende sprinkhaan is dood.
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling.
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Een consultatiebureau verzorgt medische basiszorg bij alle kinderen van 0 tot 4 jaar. Het is een gratis instelling die adviserend werkt en openstaat voor alle kinderen vanaf de geboorte. De adviezen worden gegeven door een arts en een wijkverpleegkundige, ondersteund door een assistente. Eén van hun taken is het controleren van de groei (lengte en gewicht). Daarnaast worden bijvoorbeeld bewegingen zoals kruipen, zitten, staan en lopen gevolgd.
Kruipen, zitten, staan en lopen horen bij de ontwikkeling van een kind.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Beschermt de zaadhuid de bruine boon?
A
ja tegen uitdroging
B
nee dat is om vocht tegen te houden
C
ja tegen beschadiging
D
nee
Slide 8 - Quizvraag
Kijk naar de kast op de afbeelding op de vorige bladzijde.
Is deze houten kast levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 9 - Quizvraag
Is het stenen standbeeld levend, dood of levenloos?
A
levend
B
dood
C
levenloos
Slide 10 - Quizvraag
Welke stelling of stellingen zijn juist?
Stelling 1: De zon is een organisme. Stelling 2: Een stuk ijzer is een organisme.
A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van beide stellingen zijn juist.
Slide 11 - Quizvraag
Welk organisme of welke organismen in de afbeelding op de vorige bladzijde vertoont/vertonen levenskenmerken?
A
Alleen de volwassen merel en de worm.
B
Alleen de volwassen merel en de mereljongen.
C
De volwassen merel, de mereljongen en de worm.
Slide 12 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding van de bruine boon.
Met welk nummer is de navel aangegeven?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 13 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding van de bruine boon. Met welk nummer is het deel aangegeven waar voedsel zit?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 14 - Quizvraag
Kijk naar de afbeelding van de bruine boon. Uit welk van de genummerde delen in de afbeelding kan een nieuwe plant ontstaan?
A
nummer 1
B
nummer 2
C
nummer 3
D
nummer 4
Slide 15 - Quizvraag
Als je deze groente eet, welke delen van een plant eet je dan?
A
bladeren
B
stengels
C
vruchten
D
wortels
Slide 16 - Quizvraag
In de kassen van het tuincentrum moet je in de winter de fotosynthese stimuleren.
Welke factor moet je dan vooral stimuleren?
A
de bemesting
B
het licht
C
het water
D
de zuurstof
Slide 17 - Quizvraag
De impala is een hoefdier. Zie de afbeelding hiernaast.
Op welke ondergrond kunnen dieren met zulke hoeven zich het best voortbewegen?
A
bosgrond
B
harde ondergrond
C
moerassige ondergrond
Slide 18 - Quizvraag
Als je een hond uitlaat, dan gaat hij op zoek naar de geur van andere honden. Als de hond die geur geroken heeft, dan plast hij ook op die plek.
Welke twee levenskenmerken horen hierbij?
A
groeien en waarnemen
B
uitscheiden en voortplanten
C
uitscheiden en waarnemen
D
voortplanten en groeien
Slide 19 - Quizvraag
Een cactus heeft stekels. Daarmee is hij aangepast aan zijn omgeving.
Waar is deze aanpassing voor?
A
beweging
B
voeding
C
verdediging
D
voortplanting
Slide 20 - Quizvraag
11. Voor fotosynthese is zuurstof nodig.
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
13. Zangvogels die zaden eten, hebben meestal een kegelsnavel.
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quizvraag
14. De egel uit afbeelding 1 is een zoolganger.
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quizvraag
Soms moet je de binnenkant tekenen van een plant of dier. Wat voor doorsnede is dit?
A
Dwarsdoorsnede
B
Lengtedoorsnede
C
Buitenaanzicht
Slide 24 - Quizvraag
Bij biologie moet je vaak tekenen. Door te tekenen, kijk je beter. Ook kun je een tekening later nog eens bekijken. Dan weetje wat je hebt gezien. Bij een schematische tekening zijn alleen de belangrijkste kenmerken getekend.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een organisme?
A
Een deel van een lichaam.
B
Iets dat leeft.
C
Een aantal organen die samenwerken
Slide 26 - Quizvraag
LEVEND
DOOD
LEVENLOOS
Slide 27 - Sleepvraag
Buitenaanzicht
Dwarsdoorsnede
Lengtedoorsnede
Slide 28 - Sleepvraag
Noem 1 verschil tussen schematisch tekenen en natuurgetrouw tekenen.
Slide 29 - Open vraag
schematische tekening
natuurgetrouwe tekening
Slide 30 - Sleepvraag
Bij lichamelijke ontwikkeling...
A
Verandert je verstand
B
Leer je je lichaam kennen
C
Leer je bepaalde bewegingen
D
Verandert je bouw
Slide 31 - Quizvraag
Zet de onderstaande stappen op de juiste volgorde van de ontwikkeling van zaadplanten. Begin en eind zijn al gegeven.
1. Zaad
7. Nieuwe zaden komen op de grond
Water opnemen met navel
Er worden bloemen gevormd
Wortels en bladeren groeien
Plant maakt vruchten
Zaadlobben verdwijnen
Slide 32 - Sleepvraag
Bij fotosynthese ontstaat er ....
A
Koolstofdioxide
B
Verbranding
C
Zuurstof
D
Water
Slide 33 - Quizvraag
Planten kunnen zich verdedigen door:
A
Mond
B
Wortels
C
Stekels/ brandharen
Slide 34 - Quizvraag
Biologie gaat over organismen
Organismen = levende wezens
Levende wezens vertonen levenskenmerken
Slide 35 - Tekstslide
Levend - dood - levenloos
Iets is levend als het levenskenmerken vertoont.
Iets is dood als het geen levenskenmerken meer vertoont.
Iets is levenloos als het nooit levensverschijnselen heeft vertoont.
Slide 36 - Tekstslide
Verschil tussen groei en ontwikkeling
Groei= het groter en zwaarder worden van een organisme.
Ontwikkeling= verandering in de bouw
Slide 37 - Tekstslide
BOUW BRUINE BOON
Slide 38 - Tekstslide
Ontwikkeling bij mensen
3 typen ontwikkeling:
Lichamelijke ontwikkeling: veranderingen in je lichaam
Motorische ontwikkeling: leren van bewegingen
Geestelijke ontwikkeling: ontwikkeling van verstand, gevoelsleven en persoonlijkheid
Slide 39 - Tekstslide
Levensfasen
Slide 40 - Tekstslide
Leefomgeving
Dieren die in het water leven zijn hierop aangepast.
Ze zijn allemaal gestroomlijnd.
Slide 41 - Tekstslide
Aanpassingen aan de droogte
Planten kunnen ook aanpassingen hebben om uitdroging tegen te gaan.
Slide 42 - Tekstslide
Voeden
Vogels hebben verschillende snavels, aangepast aan het voedsel dat ze eten.
Slide 43 - Tekstslide
Voortbewegen
De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond waarop het dier leeft.