Dag 4 - 2D

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema: Vriendschap

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

huilen
  • tranen uit je ogen laten komen omdat je verdrietig of blij bent;
  • ik huil,  hij huilt
  • Zin: De baby huilt bijna de hele nacht.

Slide 2 - Tekstslide

iemand
  • een persoon (mens), zonder dat duidelijk is wie het is;
  • Iemand kan elk persoon zijn;
  • zin: Het is fijn als je iemand hebt met wie je kan lachen!

Slide 3 - Tekstslide

de kritiek
  • als je iets niet goed vindt en dat ook zegt;
  • je kan kritiek op iemand hebben = je vindt iets wat de ander doet of zegt niet goed
  • niet een positief woord
  • zin: Zijn vrienden hebben altijd kritiek op zijn kleding.

Slide 4 - Tekstslide

langskomen

  • bij iets komen
  • bij iemand komen/ naar iemand toe gaan
  • kort bij iemand op bezoek gaan
  • werkwoord: ik kom langs, hij komt langs
  • zin: Morgen kom ik even bij je langs. 

Slide 5 - Tekstslide

om
  • een sjaal om mijn nek
  • een rondje om het huis lopen
  • = rond 

  • Zin: Ik fiets een rondje om het park. 

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: 
babbelen
bezoeken
doorvertellen
huilen
iemand

Slide 7 - Tekstslide

Als ik even kort bij iemand op bezoek wil gaan dan noem je dat.........
A
afspreken
B
op visite gaan
C
bezoeken
D
langskomen

Slide 8 - Quizvraag

Waar lees je de betekenis van het woord
iemand
A
geen enkel persoon
B
Het is niet duidelijk wie er wordt bedoeld.
C
Je weet niet precies wie er wordt bedoeld.
D
Kan elk persoon zijn.

Slide 9 - Quizvraag

Waar wordt het woord:
de kritiek
goed gebruikt?
A
Hij vindt het goed wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
B
Hij vindt het leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
C
Hij vindt het niet leuk wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.
D
Hij vindt het super cool wat ik heb gedaan en hij geeft kritiek.

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf de betekenis op van het woord
iemand

Slide 11 - Open vraag

Maak een zin met "huilen".

Slide 12 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Tekstslide

Ik denk dat er wel .............. is die mee wil doen met de wedstrijd.

Slide 14 - Open vraag

Hij maakt zich veel zorgen,
hij geeft echt ........ haar.

Slide 15 - Open vraag

.... hebben op andere mensen is niet leuk. Je kan ze wel een tip geven!

Slide 16 - Open vraag

De baby moest heel hard ...................... , dit kwam omdat ze honger had.

Slide 17 - Open vraag