Herhaling H1

Herhaling H1 
3 vwo
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 
3 vwo

Slide 1 - Tekstslide

Indirecte ruil
Directe ruil

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is een budgetlijn?
A
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een activiteit
B
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een bedrijf
C
Lijn die mogelijkheden aangeeft van de overheid
D
Lijn die mogelijkheden aangeeft van een te besteden bedrag

Slide 3 - Quizvraag

Chartaal geld
Giraal geld

Slide 4 - Sleepvraag

Welke soort productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, arbeid, natuur en water
B
Kapitaal, arbeid, natuur en ondernemerschap
C
Kantoor, arbeid, gereedschap en ondernemerschap
D
Bedrijfspand, werknemer, natuur en ondernemerschap

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
(Meerdere antwoorden zijn goed)
A
Je eigen groente of fruit verbouwen
B
Je veters strikken
C
Kaas kopen
D
Brood bakken

Slide 6 - Quizvraag

vaste lasten


dagelijkse uitgaven


incidentele uitgaven

Slide 7 - Sleepvraag

Kijk naar de afbeelding, is dit chartaal of giraal geld?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 8 - Quizvraag

Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven
Boodschappen
Telefoonrekening
Reparatie wasmachine

Slide 9 - Sleepvraag

Leo haalt met zijn pinpas een bedrag van €50 uit de geldautomaat hierdoor is zijn hoeveelheid:
A
Chartaal geld afgenomen, giraal geld toegenomen
B
Chartaal geld afgenomen, giraal geld afgenomen
C
Chartaal geld toegenomen, giraal geld afgenomen
D
Chartaal geld toegenomen, giraal geld toegenomen

Slide 10 - Quizvraag

Jade stort €75 op haar spaarrekening, welke functie van geld hoort hier bij?
A
Oppotfunctie
B
Ruilfunctie
C
Rekenfunctie
D
Geen functie

Slide 11 - Quizvraag

De budgetlijn verandert en wordt budgetlijn B.

Wat is hiervoor een mogelijke oorzaak
of zijn hiervoor mogelijke oorzaken?

A
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gestegen.
B
Het budget is met 20% gedaald.
C
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 20% gedaald
D
De prijzen van spoorwegen en van snelwegen zijn met 25% gedaald.

Slide 12 - Quizvraag

Elsbeth krijgt €55 zakgeld per maand. Haar telefoonabonnement is €11,50. Hoeveel % van haar zakgeld besteed ze aan haar telefoonabonnement?
Rond af op 1 decimaal en schrijf je berekening op.

Slide 13 - Open vraag

Schaars goed of vrij goed?
'Regen'
A
Schaars
B
Vrij

Slide 14 - Quizvraag

Jan ruilt een paard tegen een scooter
Hoe noemen we dit?
A
Indirecte ruil
B
Specialisatie
C
Directe ruil
D
Arbeidsverdeling

Slide 15 - Quizvraag

Budgetlijn
Een budget van € 45
Dat wordt uitgegeven aan:
- mac €4,50 per burger
- broodje kantine €2,25 per broodje
Teken de budgetlijn.

Slide 16 - Tekstslide

Mick verdiende €1.300 loon en krijgt een opslag van €50. Wat is de procentuele stijging van zijn inkomen?

Slide 17 - Open vraag

Welke bewering is juist of onjuist?
I. Contant betalen is het betalen met munten, bankbiljetten of een pinpas.
II. Giraal betalen betekent dat je betaalt met geld dat op een betaalrekening staat
A
Beide zijn goed
B
I is goed, II is fout
C
I is fout, II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 18 - Quizvraag

Schaars in de economie betekent
A
dat het een product is welke niet te koop is
B
dat het vrij te krijgen is voor iedereen
C
dat er weinig van is
D
Er zijn productiefactoren nodig om deze goederen te maken

Slide 19 - Quizvraag