Werkwoordspelling
In welke zin zijn de woorden goed gespeld?
A
De buurman bonsde op de geslote deur.
B
De buurman bonsde op de gesloten deur.
C
De buurman bonzde op de geslote deur.
D
De buurman bonzde op de gesloten deur.
1 / 17
Onderdelen in deze les
In welke zin zijn de woorden goed gespeld?
A
De buurman bonsde op de geslote deur.
B
De buurman bonsde op de gesloten deur.
C
De buurman bonzde op de geslote deur.
D
De buurman bonzde op de gesloten deur.
Slide 1 - Quizvraag
Wat is de verledentijd van
slapen?
slapen?
A
wij slaapten
B
wij slieppen
C
wij sliepen
D
wij slaaptten
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van
vermoeden
vermoeden
A
hij vermoedde
B
hij vermoede
Slide 3 - Quizvraag
In welke zin zijn de werkwoorden goed gespeld?
A
Ik vermoed dat mijn zus dropjes steeld.
B
ik vermoedt dat mijn zus dropjes steelt.
C
Ik vermoedt dat mijn zus dropjes steeld.
D
Ik vermoed dat mijn zus dropjes steelt.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is goed?
A
De raceauto reed.
B
De raceauto reedt.
Slide 5 - Quizvraag
Wat is goed?
A
een gierent geluid
B
een gierend geluid
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van
testen (wij)
testen (wij)
Slide 7 - Open vraag
Wat is de verleden tijd van
bereiden (wij)
bereiden (wij)
Slide 8 - Open vraag
dicteewoord
Slide 9 - Open vraag
dicteewoord
Slide 10 - Open vraag
dicteewoord
Slide 11 - Open vraag
dicteewoord
Slide 12 - Open vraag
dicteewoord
Slide 13 - Open vraag
dicteewoord
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Open vraag
dicteewoord
