Afstandsles - kookles

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Hoger onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

HET VERHAAL VAN DE FAMILIE HUTLET

Dit is de familie Hutlet. De vader heet Jozef. De moeder heet Felicité. Jozef en Felicité hebben veel kinderen. Lang geleden woont de familie Hutlet in een dorpje in België. Ze zoeken een beter leven.
Ze verkopen alles wat ze hebben. Met dat geld kopen ze een ticket om naar Canada te gaan.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom Canada?
Ze hebben daar familie.
Hun twee oudste zonen wonen al daar.
De familie Hutlet vertrekt. Ze varen met een grote boot naar Canada. Hoe is de reis op de boot? Moeilijk.
De zee gaat op en neer. De zee maakt hen ziek. Na 25 dagen komen ze aan op hun bestemming in Canada. Ze zijn nu bij hun familie. Ze zijn moe.

Slide 3 - Tekstslide

Ze hebben geen geld meer. Ze hebben geen warme kleren. Ze hebben het heel koud. Maar hun twee oudste zonen vangen hen goed op. Ze wonen met de hele familie in één huis.
Wat neemt de familie Hutlet mee naar Canada? Wat zit er in hun koffer? Ze nemen een wafelijzer mee. Ze bakken echte Belgische wafels. Ze nemen een taartvorm mee. Ze maken hun favoriete taart. Deze gerechten willen ze absoluut ook in Canada eten.
Het doet hen denken aan hun leven in België.

Slide 4 - Tekstslide

1. Kijk naar de foto. Hoeveel kinderen hebben Jozef en Felicité?

A
acht
B
zes
C
negen
D
zeven

Slide 5 - Quizvraag

2. Uit welk land komt de familie?


A
ze komen uit Canada
B
ze komen uit België
C
ze wonen eerst in Canada, dan in België

Slide 6 - Quizvraag

3. Hoeveel dagen duurt de reis naar Canada?

A
1 jaar
B
35 dagen
C
25 dagen

Slide 7 - Quizvraag

4. Wat neemt de familie mee in hun valies?
A
hun kinderen
B
hun paspoorten
C
hun kleren
D
een wafelijzer en een taartvorm

Slide 8 - Quizvraag

5. Welk gerecht doet de familie aan België denken?
A
stoofvlees met frietjes
B
wafels
C
spaghetti bolognese
D
sushi

Slide 9 - Quizvraag

Wat eet je in België?
schrijf typisch Belgische gerechten

Slide 10 - Woordweb

Wat eet je in
jouw geboorteland?
schrijf typische gerechten

Slide 11 - Woordweb

Brusselse wafels: ingrediënten
•    100 gram _________
• 3 ________
•    3 extra eiwitten
•    125 ml volle ___________
•    85 gram echte _______, gesmolten
•    6 eetlepels witte ________
1/2 theelepels __________

Slide 12 - Tekstslide

Brusselse wafels: ingrediënten
•    100 gram bloem
•    3 eieren: dooier en wit apart
•    3 extra eiwitten
•    125 ml volle melk
•    85 gram echte boter, gesmolten
•    6 eetlepels witte suiker (voor tijdens het opkloppen van het eiwit)
- 1/2 theelepel zout


Slide 13 - Tekstslide

Brusselse wafels: bereiding
1. ____________een kom en
____________ er de eierdooiers en bloem in.
2. _________de gesmolten boter erbij en _______.
3. __________in een andere kom de eierdooiers op tot ze stijf zijn.
________ er de suiker bij.
4. ______het opgeklopte eiwit bij het mengsel.
5. _____je wafelijzer ____. Wacht tot het wam is.
6. _______het mengsel in het wafelijzer.
7. _______het wafelijzer.
8. _________tot de wafel gaar is.



Slide 14 - Tekstslide

Brusselse wafels: bereiding
1. Neem een kom en
doe er de eierdooiers en bloem in.
2. Doe de gesmolten boter erbij en meng.
3. Klop in een andere kom de eierdooiers op tot ze stijf zijn. Doe er de suiker bij.
4. Meng het opgeklopte eiwit bij het mengsel.
5. Zet je wafelijzer aan. Wacht tot het wam is.
6. Schep het mengsel in het wafelijzer.
7. Sluit het wafelijzer.
8. Bak tot de wafel gaar is.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Slide 17 - Link

Een recept schrijven
Wat zijn de ingrediënten?
Wat moet ik doen?
Wat zijn de stappen?
Hoe lang duurt het?

SCHRIJF STAP PER STAP.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Slide 21 - Video