H3 NN 1-KGT Taalverzorging 2 Grammatica Woordsoorten LW en ZN

H3 Taalverzorging 2 Grammatica
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H3 Taalverzorging 2 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert over lidwoorden en zelfstandig naamwoorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Woordsoorten
Elk woord in een zin kan afzonderlijk benoemd worden. Dit noemen we woordsoorten.
 Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden zijn woordsoorten.

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten
De zin 'De kaarsjes branden' bestaat bijvoorbeeld uit 3 woordsoorten. 
De = lidwoord
kaarsjes = zelfstandig naamwoord
branden = werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Lidwoorden
Een lidwoord is een woordsoort 
We kennen 3 lidwoorden
de, het, een
De afkorting van lidwoorden is LW

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord. 
Het staat altijd vóór het zelfstandig naam.
 
de kat, het blad, een huis
de olifant, het journaal, een slaapfeestje


Slide 6 - Tekstslide

Lidwoorden
Tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan een ander woord staan.
  
de zwarte kat, het witte blad, een mooi huis
de lieve olifant, het late journaal, een gezellig slaapfeestje


Slide 7 - Tekstslide

Lidwoorden
Wil je elke dag lidwoorden oefenen? Ga dan naar deze website: https://www.welklidwoord.nl/1/oefenen
Twijfel je over een lidwoord? Zoek het zelfstandig naamwoord op in het woordenboek. Het lidwoord staat er bij.

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor 
een mens, dier, plant of ding. 
De afkorting van het zelfstandig naamwoord is ZN. 

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
 Een mens: 
Jan, Mieke, de oma, het neefje, de dokter, de tandarts, de secretaresse, de reiziger, de Nederlander, de Afrikaan  
(een naam is ook een zelfstandig naamwoord: Nickelodeon, Sneek, de IJssel, Jasper, Adidas) 

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
 Een dier: 
het paard, de cavia, de honden, de pinguïn, de mieren, de gorilla, de slak, de insecten  
 

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
 Een plant, bloem of boom: 
de eik, de iep, de brandnetel, de paardenbloem, de klaproos, de rozen, de palmboom, de bananenboom  
 

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
 Een ding: 
de tafel, de keuken, het mobieltje, de usb-stick, de rugzak, het centrum, de wijk, de stad, het dorp, de voetbalclub ...  
 

Slide 13 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoorden
 - Een zelfstandig naamwoord heeft meestal een enkelvoud en een meervoud. Vb. de tafel / de tafels
- Je kunt van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken. Vb. de tafel / het tafeltje
- Je kunt er meestal een lidwoord voor zeggen. Vb. het huis
 

Slide 14 - Tekstslide

Wat is een lidwoord?
A
De
B
Geluk
C
Prijs
D
verkoper

Slide 15 - Quizvraag


Wat is geen lidwoord?
A
De
B
Een
C
Hen
D
Het

Slide 16 - Quizvraag

De lidwoorden zijn:
A
de, het, een
B
de, een, op
C
in, een, de
D
een, het, in

Slide 17 - Quizvraag

HET is mij veel te koud!
Het is hier GEEN lidwoord. Waarom niet?
A
het staat voor een zelfstandig naamwoord
B
'Het' staat niet voor een zelfstandig naamwoord
C
'Het' is hier een persoonlijk voornaamwoord
D
Het is hier wel een lidwoord

Slide 18 - Quizvraag

Wat is in deze vraagzin het lidwoord?
Schrijf het lidwoord op.

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

zelfstandig naamwoord zijn:
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een
zelfstandig naamwoord?
A
met
B
de
C
voorlichtingsavond
D
meedoen

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Peter, Winterswijk, tafel
B
De, het, een
C
Slimme, mooie, rode
D
Lopen, werken, denken

Slide 25 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 26 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Jan
B
in
C
de
D
mooie

Slide 27 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
vertrekken
B
koerier
C
geweldig
D
manager

Slide 28 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 29 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
boek
B
tas
C
lopen
D
huis

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Link

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Maken in het lesboek
Blz. 82-83
Maak opdracht 1-2-3-4-5.

Slide 34 - Tekstslide

Leren voor de toets
- Je kent de 3 lidwoorden.
- Je kan lidwoorden in een zin herkennen.
- Je weet wat zelfstandig naamwoorden zijn.
- Je kan zelfstandig naamwoorden in een zin herkennen. 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide