Herhaling H1 De industriële samenleving in Nederland moi deel 2

Herhaling H1 deel 2
De industriële samenleving in Nederland
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Herhaling H1 deel 2
De industriële samenleving in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Doelen tijd van wereldoorlogen
• Je kent de gevolgen van de economische wereldcrisis voor de Nederlandse samenleving.
• Je begrijpt waarom Nederland aan het begin van de 20e eeuw belangrijk was in de wereldeconomie.
• Je kunt uitleggen waardoor de welvaart groeide.

Slide 2 - Tekstslide

De tijd van wereldoorlogen is
van .... tot .....?
A
1914-1918
B
1900-1950
C
1800 tot nu
D
1940-1945

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een wereldeconomie
A
Mensen in Europa onderhandelen met elkaar
B
Alle landen zijn door handel economisch afhankelijk van elkaar
C
Alleen grote bedrijven drijven handel met elkaar
D
Mensen uit de hele wereld praten met elkaar

Slide 4 - Quizvraag

Koninklijke Shell groep is een voorbeeld van een Nederlandse
A
winstgevend bedrijf
B
consumptiemaatschappij
C
multinational
D
vervuiler

Slide 5 - Quizvraag

In de jaren 1919-1929 was er nauwelijks werkloosheid, ‘’roaring twenties’’
De lonen stegen en de welvaart groeide.

In hun vrije tijd gingen mensen naar de bioscoop en in het weekend naar een sportwedstrijd.
Nieuwe uitvindingen maakten het leven aangenamer en gemakkelijker.

De bevolking groeide.
Er kwamen nieuwe woonwijken aan de randen van de oude binnenstad.




Slide 6 - Tekstslide

Hoe noemen we een samenleving waarin veel producten worden gekocht?

Slide 7 - Open vraag

Consumptiemaatschappij 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een van de oorzaken van de economische crisis van 1929?
A
Mensen kochten minder spullen
B
Mensen kochten veel spullen op afbetaling
C
Fabrieken hadden te weinig producten op voorraad
D
De VS leende Duitsland te veel geld

Slide 9 - Quizvraag

Wat waren de gevolgen van de economische crisis in Nederland?
A
Werkverschaffingsprojecten
B
Werkeloosheid
C
Stempelen
D
Alle drie de keuzes

Slide 10 - Quizvraag

De tijd van televisie en computer
1950-heden

Slide 11 - Tekstslide

Hoe noemen we het herstellen van ons land na de Tweede Wereldoorlog?
A
informatiemaatschappij
B
wederopbouw
C
globalisering
D
verzorgingsstaat

Slide 12 - Quizvraag

Nederland ging samen werken na WO II in de
A
EGKS
B
EEG
C
EU

Slide 13 - Quizvraag

Nederland had een snelle wederopbouw dankzij de Marshallhulp. Hoe werden de buitenlanders die bij ons komen werken genoemd?
A
allochtonen
B
visite arbeiders
C
tot slaaf gemaakten
D
gastarbeiders

Slide 14 - Quizvraag

Als mensen worden vervangen door uit zichzelf werkende machines dan is er sprake van?
A
Mechanisatie
B
Automatisering
C
Industrialisatie
D
Specialisatie

Slide 15 - Quizvraag

Het moderne Nederland

De industrialisatie leidde tot de modernisering van Nederland.
Er kwamen:
  • Nieuwe vervoermiddelen; (stoom)trein, fiets en auto
  • Nieuwe steden
  • Nieuwe communicatiemiddelen
  • Nieuwe media

Slide 16 - Tekstslide

Welke woorden horen bij een postindustriële samenleving?
A
Europese Unie
B
informatiemaatschappij
C
globalisering
D
alle drie de antwoorden

Slide 17 - Quizvraag

Welke uitvinding was de grote veroorzaker van de informatie samenleving?

Slide 18 - Open vraag

Begrippen en oefentoets
Oefen op blz. 39 met de begrippen
Oefen digitaal met de begrippen trainer
Maak digitaal de oefentoets

Slide 19 - Tekstslide

Toets H1 Industriële samenleving in Nederland



Vrijdag 27 september

Slide 20 - Tekstslide

Krant, radio en tv
De krant werd na 1869 een massamedium.

Nieuwe massamedia:
  • Film (na 1900) 
  • Radio (na 1920) 
  • Televisie (na 1950) 
Massamedia: communicatiemiddellen waarmee grote aantallen mensen worden bereikt, zoals radio en tv.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Mensen voor de etalage van een winkel met een televisie.
Samen met de nieuwe televisie op de foto.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Massaconsumptie
Aan het einde van de 19e eeuw ontstond de massaconsumptie: het kopen van producten door zeer veel mensen.

Oorzaken:
  • Industrialisatie -> massaproductie 
  • Verstedelijking -> groei aantal winkels 


Nieuwe transport- en communicatiemiddelen en verstedelijking -> meer culturele eenheid.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Een onderzoek door de Tweede Kamer
In 1886-1887 hield de Tweede Kamer een parlementaire enquête.

Uitkomst: het ging heel slecht met de arbeidsomstandigheden van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen.

Tweede Kamer: belangrijkste onderdeel van het Nederlandse parlement.

Parlementaire enquête: onderzoek door het Nederlandse parlement

Slide 27 - Tekstslide

Kapitalistische ondernemers
Fabrikanten produceerden zoals dat in het kapitalisme hoort: manier van produceren die gericht is op het behalen van een zo hoog mogelijke winst.

Gevolg van het kapitalisme:
  • Fabrikanten hielden lonen laag om productiekosten laag te houden
  • Fabrikanten en arbeiders kwamen tegenover elkaar te staan

Slide 28 - Tekstslide

Nieuwe verhoudingen op de werkvloer
Er kwam meer afstand tussen baas en arbeiders
-> hun verhouding werd zakelijker.

Arbeiders hadden geen rechten: wie een ongeluk kreeg of opkwam voor zijn recht werd ontslagen en vervangen door een ander.

In deze werkplaats is er nog weinig afstand tussen de timmerman en zijn knechten (1890).

Slide 29 - Tekstslide

Het ontstaan van de arbeidersbeweging
Om op te komen voor hun rechten verenigden arbeiders zich in:
  • Politieke partijen
  • Vakbonden
Een deel van de arbeiders werd socialist: iemand die streeft naar meer gelijkheid. Socialisten dachten toen dat er een klassenstrijd zou komen: machtsstrijd tussen bezitters (zoals fabrikanten) en arbeiders.

Slide 30 - Tekstslide

Vakbonden
Werknemers richtten eind 19e eeuw vakbonden op. Doel van deze organisaties:
  • Hogere lonen
  • Betere arbeidsomstandigheden
Manieren om die doelen te bereiken:
  • Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden
  • Staken

De arbeiders waren geen eenheid: er kwamen socialistische, katholieke en protestantse vakbonden.

Slide 31 - Tekstslide

Twee soorten socialisten
Rond 1890 ontstonden twee groepen socialisten:
  • Een minderheid wilde door een revolutie aan de macht komen
  • Een meerderheid wilde via verkiezingen aan de macht komen -> in het parlement opkomen voor de rechten van arbeiders (deze groep richtte SDAP op).

De SDAP streefde naar algemeen kiesrecht: kiesstelsel waarbij alle volwassenen mogen stemmen.


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Crisis en Bloei
In de industriële samenleving wisselen perioden van bloei en crisis elkaar af.

Tussen 1920-1929 was er veel welvaart in Nederland.
Welvaart: situatie van economische voorspoed.
In oktober 1929 begon in de VS een economische crisis -> wereldwijde economische crisis -> buitenlandse vraag naar Nederlandse producten daalde scherp -> massaontslag -> grote werkloosheid.
Zo begon in Nederland de crisistijd: de periode van economische achteruitgang en massawerkloosheid in de jaren 1930.

Slide 34 - Tekstslide

Productie, export en werkloosheid in de jaren 1930.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

De economie in de oorlog

1940-1942: economisch herstel (door productie voor Duitse leger).


1942-1945: economische neergang door:
Grootscheepse diefstal van goederen
Mannen verplicht naar Duitsland -> geen personeel
Verwoestingen door oorlog

Slide 37 - Tekstslide

De wederopbouw
In 1945 begon de wederopbouw (hier): economische herstelperiode na de Tweede Wereldoorlog.
Snel herstel door:
Marshallhulp: Amerikaanse economische hulp voor Europa na de Tweede Wereldoorlog.
Afspraken overheid-werkgevers-werknemers over lage lonen -> lage productiekosten -> groei export -> meer banen


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

De economie in de jaren 1960
Na 1963 sterke stijging lonen.
Voordeel: stijging welvaart -> stijging van de consumptie van luxegoederen
Nadeel: Nederlandse industrie kreeg concurrentie van industrie in lagelonenlanden. Scheepsbouw en textielindustrie verdwenen in de jaren 1970.

Slide 41 - Tekstslide

De economie vanaf 1973
In 1973 begon de oliecrisis: economische crisis die ontstond toen de Arabische landen in 1973 de olieproductie verlaagden waardoor de olieprijs omhoog schoot.

Vanaf 1985 veel nieuwe banen in de dienstensector (o.m. handel, banken, overheid, horeca).

Samenstelling beroepsbevolking 1900-2013

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Veranderingen vanaf 1970
Vanaf de jaren 1970 verdwenen banen in de industrie door automatisering: het vervangen van menselijke arbeid door computers of machines.
Nederland werd een postindustriële samenleving= samenleving die na de industriële samenleving komt = informatiemaatschappij.

Automatisering in de auto-industrie

Slide 44 - Tekstslide

Nieuwe technologie: ICT
Kenmerkend voor postindustriële samenleving:
  • Meeste mensen werken in dienstensector
  • ICT speelt belangrijke rol

Vanaf 1980 economische groei door snelle ontwikkeling van ICT.

ICT: informatie- en communicatietechnologie (bijv. computers, internet, mobiele telefonie).

Slide 45 - Tekstslide

Twee bedreigingen
Bedreigingen in de postindustriële samenleving:
  • Economische crises
  • Milieuproblemen

In 2007 begon de kredietcrisis: financiële crisis die in 2007 ontstond doordat Amerikaanse banken onverantwoordelijke leningen hadden verstrekt.

De crisis begon bij banken in de VS en sloeg over naar andere landen en andere bedrijfstakken.

Slide 46 - Tekstslide

Milieuproblemen
In de postindustriële samenleving zijn milieuproblemen blijven bestaan (vervuiling, opwarming van de aarde door uitstoot van gassen = broeikaseffect).
Wat hieraan gedaan wordt:
  • Klimaatverdragen (overheden)
  • Actiegroepen (burgers)
  • Campagnes (overheden)

Milieucampagne van de overheid (1990)

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Video


Hoe goed ken je dit hoofdstuk?
010

Slide 49 - Poll