Inhaalprogramma - kader/mavo - geschiedenis - H1

H1 - De industriële samenleving in Nederland

Geschiedenis werkplaats
mavo
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

H1 - De industriële samenleving in Nederland

Geschiedenis werkplaats
mavo

Slide 1 - Tekstslide

Tijdvak 8
  • Van 1800 tot 1900
  • Tijd van burgers en stoommachines

Slide 2 - Tekstslide

Industriële samenleving
 Samenleving waarin meer dan de helft van de bevolking in steden woont en waarin de industrie, de handel en de dienstensector de belangrijkste sectoren van de economie zijn.  

Slide 3 - Tekstslide

Dienstensector
  • Deel van de economie dat buiten de industrie en de landbouw valt.
  •  Voorbeeld: handel en transport.

Slide 4 - Tekstslide

Engeland
Rond 1850 begon Engeland als eerste land een industriële samenleving te worden.  

Slide 5 - Tekstslide

Industrialisatie
Industrialisatie wil zeggen: de uitbreiding van fabrieken en de komst van nieuwe fabrieken.

Slide 6 - Tekstslide

Industrialisatie Nederland
Kwam pas laat op gang.
Oorzaken daarvan:
  • Industrie werd niet nodig gevonden 
  • Beleggers durfden niet 
  • Geen steenkool (energiebron voor industrie)  

Slide 7 - Tekstslide

Transportrevolutie
In Nederland vond eerst een transportrevolutie plaats.

Dat wil zeggen: grondige modernisering en verbetering van verkeer en transport in de 19e eeuw.  

Slide 8 - Tekstslide

Transportrevolutie
Op welke manier vond de transportrevolutie in Nederland plaats:

Aanleg van kanalen, verharde wegen en spoorwegen. 

Slide 9 - Tekstslide

Eerste spoorlijn
In 1839 reed de eerste stoomtrein van Amsterdam naar Haarlem.

Bekijk de video op de volgende slide. 

Slide 10 - Tekstslide

Textielindustrie
In fabrieken bedienden arbeiders grote spin- en weefmachines die op stoomkracht draaiden. 

Slide 11 - Tekstslide

Industrialisatie in een stroomversnelling
Nieuwe energie bronnen in 1895:
  • Elektriciteit en aardolie.
  • opkomst nieuwe industrieën (bijv. olie, gloeilampen, chemie)

Slide 12 - Tekstslide

Oorzaken snelle industrialisatie
  • Groei wereldhandel -> groei Duitse industrie  
  • Bevolkingsgroei  -> meer consumenten, meer vraag en aanbod. 

Slide 13 - Tekstslide

Veranderingen op het platteland
  • Gebruik stoommachines + uitvinding kunstmest - dit zorgde voor een hogere opbrengst
  • Meer vraag naar zuivelproducten - dit zorgde voor bevolkingsgroei en stijging van de welvaart

Slide 14 - Tekstslide

Verstedelijking
  • Bestaande steden groeiden en er kwamen nieuwe steden bij.
  • Meer dan de helft van de bevolking kwam in steden te wonen.  

Slide 15 - Tekstslide

Oorzaken verstedelijking
  • Bevolkingsgroei.
  • Werkloosheid op het platteland -> trek naar stad (door industrialisatie werk in de stad) 

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe communicatiemiddelen
  • Telegraaf 
  • Telefoon 
  • Er kwam meer postverkeer.

Een communicatiemiddel is  een manier om met anderen in contact te komen. 

Slide 17 - Tekstslide

Massamedium
  • Communicatiemiddel waarmee grote aantallen mensen wordt bereikt, zoals radio en tv.

Slide 18 - Tekstslide

Massaconsumptie
Wat is massaconsumptie?
Het kopen van producten door zeer veel mensen. Aan het eind van de 19e eeuw ontstond er massaconsumptie

Oorzaken massaconsumptie 
  • Industrialisatie -> massaproductie
  • Verstedelijking -> groei aantal winkels

Slide 19 - Tekstslide

Arbeidersbeweging
Om op te komen voor hun rechten verenigden arbeiders zich in: 
  • Politieke partijen; 
  • Vakbonden.

Slide 20 - Tekstslide

Socialisten
  • Een deel van de arbeiders werd socialist dat is iemand die streeft naar meer gelijkheid. 
  • Socialisten dachten toen dat er een klassenstrijd zou komen. Dat is een machtsstrijd tussen bezitters (zoals fabrikanten) en arbeiders. 

Slide 21 - Tekstslide

Twee soorten socialisten
Rond 1890 ontstonden twee groepen socialisten.

Groep 1: 
  • Een minderheid wilde door een revolutie aan de macht komen 


Slide 22 - Tekstslide

Twee soorten socialisten
Rond 1890 ontstonden twee groepen socialisten.
Groep 2:
  • Een meerderheid wilde via verkiezingen aan de macht komen -> in het parlement opkomen voor de rechten van arbeiders (deze groep richtte SDAP op). 


Slide 23 - Tekstslide

SDAP
  • De SDAP streefde naar algemeen kiesrecht.
  • Wat is algemeen kiesrecht? kiesstelsel waarbij alle volwassenen mogen stemmen.  

Slide 24 - Tekstslide

Vakbonden
Werknemers richtten eind 19e eeuw vakbonden op.

Doel van deze organisaties: 
  • Hogere lonen 
  • Betere arbeidsomstandigheden 

Slide 25 - Tekstslide

Vakbonden
Werknemers richtten eind 19e eeuw vakbonden op.
Manieren om die doelen te bereiken: 
  • Onderhandelen over arbeidsvoorwaarden 
  • Staken 


Slide 26 - Tekstslide

Een onderzoek door de Tweede Kamer
In 1886-1887 hield de Tweede Kamer een parlementaire enquête.

Uitkomst: het ging heel slecht met de arbeidsomstandigheden van arbeiders in fabrieken en werkplaatsen.


Tweede Kamer: belangrijkste onderdeel van het Nederlandse parlement.
Parlementaire enquête: onderzoek door het Nederlandse parlement



Slide 27 - Tekstslide