220421 formuleren/spelling/wwspelling H6

Welkom G1a!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom G1a!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
Ik weet de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hen/hun, dat/wat en waarmee/ met wie.


Ik kan komma's correct gebruiken.
Ik kan de dubbele punt correct gebruiken.
Ik kan het aanhalingsteken correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden H6
Hen of hun?


Slide 3 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden H6
Voorbeeld:
- Hij ontslaat hen.                     (lijdend voorwerp)
- Ik geef het boek aan hen.   (na voorzetsel)
- Ik geef hun het boek.            (meewerkend voorwerp, zonder vz) 

Dus: ik geef hun het boek OF ik geef aan hen het boek. 

Slide 4 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden H6
Dat of wat?
- Dat gebruik je om te verwijzen naar het-woorden.
- Wat gebruik je om te verwijzen naar:
    - dat, datgene
    - alles, iets, niets, het enige
    - overtreffende trap
    - een hele zin

Slide 5 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden H6
Voorbeelden wat:
- dat, datgene: Dat(gene) wat ik wil, is niet beschikbaar. 
- alles, iets, niets, het enige: Alles wat jij doet, is leuk. 
- overtreffende trap: Patat is het lekkerste wat ik ooit gegeten heb. 
- hele zin: Zij bleef maar tegen mij praten, wat ik heel gezellig vond. 

Slide 6 - Tekstslide

Lastige verwijswoorden H6
Waar + vz of vz + wie?

- Naar dieren en dingen verwijs je met: waar + vz
   - De hond waarmee ik wandel, heet Harry
   - De fiets waarop ik fiets, is geel.
- Naar mensen verwijs je met: vz + wie
   - Sam, met wie ik graag afspreek, zit nog op school. 

Slide 7 - Tekstslide

Vul aan:
Hij schonk ___ een kopje koffie in.
A
hen
B
hun

Slide 8 - Quizvraag

Vul aan:
De tranen sprongen ___ in de ogen.
A
hun
B
hen
C
bij hun
D
bij hen

Slide 9 - Quizvraag

Vul aan:
De activiteitenweek is het leukste ___ ik heb meegemaakt.
A
dat
B
wat

Slide 10 - Quizvraag

Vul aan:
Het meisje ___ daar loopt, heeft een mooie jas aan.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 11 - Quizvraag

Vul aan:
Harry heeft nooit zin om te wandelen, ___ best verrassend is voor een hond.
A
dat
B
wat

Slide 12 - Quizvraag

Vul aan:
Het liedje ____ ik je vertelde, draait nu op de radio.
A
over wie
B
waarover

Slide 13 - Quizvraag

Vul aan:
Het konijntje, ____ jij laatst een hok had getimmerd, is heel blij.
A
voor wie
B
waarvoor

Slide 14 - Quizvraag

Vul aan:
Ik ga straks op bezoek bij mijn oma, ___ ik graag tijd doorbreng.
A
met wie
B
waarmee

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen:
Ik weet de regels voor het gebruik van de verwijswoorden hen/hun, dat/wat en waarmee/ met wie.


Ik kan komma's correct gebruiken.
Ik kan de dubbele punt correct gebruiken.
Ik kan het aanhalingsteken correct gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Wat vind je van deze tekst?
het heeft even geduurd na 13 maanden zwangerschap is in de stadsdierentuin een grévyzebra geboren het is een jongetje hij zette direct na de geboorte zijn eerste stapjes volgens de dierentuin ziet de kleine zebra er krachtig uit
timer
7:00

Slide 17 - Tekstslide

Leestekens H6
Regels gebruik komma:
🡪 Gebruik een komma om een zin beter leesbaar te maken.
       - Tussen twee persoonsvormen;
       - Tussen de delen van een opsomming;
       - Tussen een naam of een uitroep en de rest van de zin;
       - Voor voegwoorden, zoals maar, doordat, nadat, omdat,                   terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Slide 18 - Tekstslide

Leestekens H6
Voorbeelden

- Wanneer zij zingt, krijg ik kippenvel. (tussen twee pv's)
- Ik houd van honden, katten, kippen en vissen. (opsomming)
- Sanne, laat jij even de hond uit? (na een naam)
- Ik kwam te laat op school, omdat ik een lekke band had. (voegwoord)

Slide 19 - Tekstslide

Leestekens H6
Regels gebruik dubbele punt:
🡪 Gebruik een dubbele punt als je iets aankondigt.
       - Bij een opsomming;
       - Bij een toelichting;
       - Bij een citaat.


Slide 20 - Tekstslide

Leestekens H6
Voorbeelden:

- Voor dit recept is het volgende nodig: chocolade, ijs, frambozen en bessen. (opsomming)
- Het is overduidelijk: Koeman is een uitstekende coach! (toelichting)
- Thomas zei: ‘dat liedje van Adele is heel leuk.'  (citaat)

Slide 21 - Tekstslide

Noteer correct: de laatste tijd zijn er veel dieren in het nieuws een panda een dolfijn en een beer

Slide 22 - Open vraag

Leestekens H6
Antwoorden:

De laatste tijd zijn er veel dieren in het nieuws: een panda, een dolfijn en een beer.

Slide 23 - Tekstslide

Leestekens H6
Regels gebruik aanhalingstekens:
🡪 Gebruik een aanhalingsteken als je letterlijk opschrijft wat iemand heeft gezegd (citeren).

Mijn moeder zei: 'Het is mooi weer buiten.'

Mijn moeder zei dat het buiten mooi weer is.

Slide 24 - Tekstslide

Pauze
timer
5:00

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag
H6 formuleren (blz. 192): opdr. 1, 2 en 4
H6 spelling (blz. 194): opdr. 1, 2, 3 en 4


H6 werkwoordspelling (blz. 196) lees je zelfstandig. Je maakt opdracht 1 en 3.



Slide 26 - Tekstslide