5H - Inleiding betoog

Betoog schrijven


Doel van vandaag

- Je kent het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten en kunt deze gebruiken



1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Betoog schrijven


Doel van vandaag

- Je kent het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten en kunt deze gebruiken



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

"Vindicat moet verboden worden."
Eens of oneens? Leg uit waarom.

Slide 3 - Open vraag

Soorten argumenten
Feitelijke uitspraken: Een uitspraak waarvan degene die hem doet, claimt dat hij waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Er is sprake van een feit wanneer een feitelijke uitspraak waar is. Ze zijn controleerbaar.

Waarderende uitspraken: Een niet-feitelijke uitspraak, dat wil zeggen een uitspraak over wat goed of slecht, mooi of lelijk, waardevol of waardeloos, wenselijk of onwenselijk, gepast of ongepast is.

Slide 4 - Tekstslide

Soorten argumenten
Voorbeeld feitelijke uitspraak:
Te veel op je telefoon zitten is ongezond, want je slaapt er slechter door.

Voorbeeld waarderende uitspraak:
Te veel op je telefoon zitten is niet goed voor je, want je wordt er ongezellig van.

Slide 5 - Tekstslide

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 6 - Quizvraag

"Ik vind Parijs een mooie stad, want de geschiedenis van de stad is erg interessant."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

"Ik vind Parijs een mooie stad, want er zijn veel oude gebouwen."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 8 - Quizvraag

“Ik vraag of ik ook iets mag bestellen.”

A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 9 - Quizvraag

“In Nederlandse cafés wordt je steeds vaker in het Engels aangesproken, maar hoe moeilijk is het om als je in een lunchcafé werkt, jezelf een paar woorden en zinnetjes aan te leren waarmee je je Nederlandse klandizie kunt benaderen en verstaan?”
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 10 - Quizvraag

“Een vreemde kijk op hospitality.”
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 11 - Quizvraag

“De Volkskrant ging in Den Haag op onderzoek uit: 73 procent van de ondervraagden vond het niet fijn in winkel of horeca te worden aangesproken in het Engels.”
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 12 - Quizvraag

“Ik mag blij zijn dat ik nog bij iemand iets kán bestellen.”
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quizvraag

“Inmiddels bestaat in de Randstad volgens IN-retail een deel van het winkelpersoneel uit jonge, buitenlandse medewerkers, vaak studenten”
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het schrijfdoel van een betoog?
A
informeren
B
opiniëren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 15 - Quizvraag