Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
Schrift
Pen
Laptop (dichtlaten!)
timer
5:00
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
Schrift
Pen
Laptop (dichtlaten!)
timer
5:00
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Lesboek en leesboek, schrift, pen
Probeer de Brabantse tekst te lezen. Onderstreep of markeer alle woorden die je niet kent. Klaar? Van welk sprookje heb je het begin gelezen? (5 minuten)
timer
5:00
Slide 2 - Tekstslide
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Lesboek en leesboek, schrift, pen
Probeer de Brabantse tekst te lezen. Onderstreep of markeer alle woorden die je niet kent. Klaar? Van welk sprookje heb je het begin gelezen? (5 minuten)
timer
5:00
Slide 3 - Tekstslide
Welkom!
Ga naar je plek, pak je spullen en maak de startopdracht
Leesboek en lesboek, schrift, pen
Probeer de Brabantse tekst te lezen. Onderstreep of markeer alle woorden die je niet kent. Klaar? Van welk sprookje heb je het begin gelezen? (5 minuten)
timer
5:00
Slide 4 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
Lesdoelen
Mededelingen
Brabantse woorden quiz
Brabantse feitjes quiz
Samenwerken: gedicht vertalen
Huiswerk
Evaluatie les
Slide 5 - Tekstslide
Lesdoelen
Ik kan een beetje Brabants spreken.
Slide 6 - Tekstslide
Mededelingen
Wat moet ik weten?
Slide 7 - Tekstslide
Brabantse woorden quiz
Slide 8 - Tekstslide
Wat betekent:
Leutig
A
Liever
B
Grappig
C
Leuk
D
Gezellig
Slide 9 - Quizvraag
Wat betekent:
errebezies
A
Bezemstelen
B
Aardbeien
C
Bougies
D
Snoepjes
Slide 10 - Quizvraag
Wat betekent:
ammel
A
Appels
B
Glas drinken
C
Angel
D
Allemaal
Slide 11 - Quizvraag
Wat betekent:
bekant
A
Bijna
B
Nooit
C
Soms
D
Aan de kant
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent:
sperrewepse
A
Speerwerpen
B
Wespen
C
Spinnenwebben
D
Spreeuwen
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent:
zeemeleir
A
Zeeman
B
Huisje aan zee
C
Ramen wassen
D
Zeurpiet
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent:
verkette
A
Verhuizen
B
Vorken
C
Jurken
D
Vuurwerk
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent:
pralleke
A
praalwagen
B
prachtig
C
Meisje
D
Gek iemand
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent:
kwèèker
A
Lawaaimaker
B
Bloemenkweker
C
Vijver
D
Wekker
Slide 17 - Quizvraag
Wat betekent:
bakkeleie
A
Bakken
B
Kletsen
C
Ruzie maken
D
Twijfelen
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent:
sebiet
A
Straks
B
Suikerbieten
C
Restaurant
D
Gisteren
Slide 19 - Quizvraag
Wat betekent:
gift ‘m kèès
A
Geef maar aan Kees
B
Zet 'm op
C
Geef hem kaas
D
Doe maar niet
Slide 20 - Quizvraag
Wat betekent:
wa zijde ’t aon’t begaoje
A
Wat ben je goed bezig
B
Je maakt er een puinhoop van
C
Wat ben je aan het doen?
D
Je moet zo gapen
Slide 21 - Quizvraag
Brabantse weetjes en weetjes over Carnaval
Slide 22 - Tekstslide
Hoeveel inwoners heeft Noord-Brabant?
A
3.500.00
B
2.700.00
C
2.500.000
D
4.000.000
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de hoofdstad van Noord-Brabant?
A
Eindhoven
B
's-Hertogenbosch
C
Tilburg
D
Sittard
Slide 24 - Quizvraag
Welke stad is de Technologiestad van Noord-Brabant?
A
Tilburg
B
Waalwijk
C
Breda
D
Eindhoven
Slide 25 - Quizvraag
Waar woont Guus Meeuwis?
A
Boxtel
B
Roosendaal
C
Tilburg
D
Breda
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de aller nieuwste attractie uit de Efteling?
A
De zes zwanen
B
Symbolica
C
4D film Fabula
D
Max & Moritz
Slide 27 - Quizvraag
Welke stad noemt zich met carnaval Oeteldonk?
A
Tilburg
B
Waalwijk
C
Breda
D
Den Bosch
Slide 28 - Quizvraag
Welke stad noemt zich met carnaval Tullepetoanestad?
A
Roosendaal
B
Waalwijk
C
Breda
D
Bergen op Zoom
Slide 29 - Quizvraag
Welk getal noemen ze het 'gekkengetal' en is daarom het getal van Carnaval?
A
7
B
11
C
20
D
100
Slide 30 - Quizvraag
Waarom is de traditie ontstaan om verkleed te gaan met carnaval?
A
Mensen mochten elkaars outfit kiezen
B
Mensen hadden geen geld voor nieuwe kleren
C
De kerk zei dat het zo moest
D
Zo was iedereen gelijk
Slide 31 - Quizvraag
Waar wordt geen carnaval gevierd?
A
Brazilië
B
Duitsland
C
Ghana
D
China
Slide 32 - Quizvraag
Wanneer vieren we carnaval?
A
Dit hangt af van de stand van de maan
B
Altijd de tweede zondag van februari
C
Twee weken voor Pasen
D
Wanneer het voorjaarsvakantie is
Slide 33 - Quizvraag
Vertalen!
Slide 34 - Tekstslide
Rustig samenwerken
Probeer het gedicht zo goed mogelijk te vertalen. Lever je vertaling in bij mevrouw De Kok. Vergeet niet je naam erop te zetten. Degene met de beste vertaling krijgt de volgende les een worstenbroodje. Je mag in tweetallen werken!
Heb je een vraag?
Steek je vinger op!
Ben je klaar?
Schrijf een eigen tekst in het Brabants, lees in een boek of werk aan Numo