22. Functiewoorden

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Krant lezen (10 minuten)
  2. Uitleg functiewoorden (10 minuten)
  3. Samen oefenen (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (15 minuten)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Krant lezen (10 minuten)
  2. Uitleg functiewoorden (10 minuten)
  3. Samen oefenen (10 minuten)
  4. Zelf aan de slag (15 minuten)

Slide 1 - Tekstslide

Krant lezen
  • Je krijgt een bladzijde uit de krant en daarvan lees je één artikel (met krantenkop, dus geen weerbericht, strip of reclame).
  • Je krijgt vijf minuten de tijd om het artikel te lezen, daarna vertellen drie leerlingen wat ze hebben gelezen.
  • Kom je moeilijke woorden tegen? Schrijf ze op, dan bespreken we die ook na het lezen. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
Ik weet/kan:
  • de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
  • functies van delen van de tekst benoemen.

Slide 3 - Tekstslide

Functiewoorden
De functie van een tekstdeel kun je vaak in één woord samenvatten. Die woorden noemen we functiewoorden.

Slide 4 - Tekstslide

Functiewoorden
Een tekstgedeelte (één of meer alinea's) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord als: 
aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring. 

Soms kun je zo'n functie herkennen aan een signaalwoord, zoals 'dus' bij een conclusie of 'zo' bij een voorbeeld. Er zijn nog heel veel meer functiewoorden.

Let op! Soms worden functiewoorden verward met signaalwoorden. Signaalwoorden geven verbanden aan en worden letterlijk in de tekst genoemd; functiewoorden (meestal) niet!

Slide 5 - Tekstslide

"stelling", "argumenten", "tegenargumenten", "aanbeveling" en "samenvatting" zijn voorbeelden van....
A
signaalwoorden
B
verbindingswoorden
C
kernwoorden
D
functiewoorden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?
A
functiewoord geeft een verband aan, signaalwoord niet
B
functiewoord staat niet altijd in de tekst, signaalwoord wel
C
er is geen verschil
D
er zijn veel minder functiewoorden dan signaalwoorden

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Samen oefenen
Pak je boek erbij op pagina 138 en 139. We maken samen opdracht 1.

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag, succes!
Maak: opdracht 2 op pagina 139 en 140 van je boek. 
Tijd: tot het einde van de les. 
Hulp: steek je vinger op en dan kom ik je helpen.
Klaar: ga door met opdracht 3 op pagina 140.

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Slide 12 - Link

Ik weet de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden.
0100

Slide 13 - Poll

Ik kan functies van delen van de tekst benoemen.
0100

Slide 14 - Poll

Aan de slag!
1) Maak opdracht 2, blz. 139 - 140 in je schrift

Slide 15 - Tekstslide