Uitwijkingen

Uitwijkingen & frequentie
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Uitwijkingen & frequentie

Slide 1 - Tekstslide

Amplitude
Hoe hard of zacht geluid is
Hoge amplitude = hard geluid
Lage amplitude = zacht geluid

Slide 2 - Tekstslide

Geluidssterkte
Harde toon: grote amplitude
Zachte toon: kleine amplitude






Slide 3 - Tekstslide

Amplitude
Amplitude is de maximale uitwijking 
ten opzichte van de ruststand.
 
Bij een grotere geluidssterkte is 
de trilling heftiger en de amplitude
groter. 

Slide 4 - Tekstslide


De golflengte wordt bepaald door de amplitude. Hoe harder een geluid, hoe ... de amplitude.
A
Hoger
B
Lager
C
Harder
D
Zachter

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een amplitude?
A
De grootte van de evenwichtsstand.
B
De tijd voor één volledige trilling.
C
De maximale uitwijking vanaf de evenwichtsstand.
D
De afstand tussen twee opeenvolgende toppen.

Slide 6 - Quizvraag

Frequentie
Het aantal trillingen in 1 seconde
Bepaalt of geluid een hoge of een lage toon heeft.

Slide 7 - Tekstslide

Frequentie aanpassen bij snaarinstrumenten
De toon wordt hoger als:
  • De snaar een grotere spanning heeft
  • De snaar een dunne doorsnede heeft
  • De snaar een korte lengte heeft

Slide 8 - Tekstslide

Frequentie aanpassen bij snaarinstrumenten
De toon wordt lager als:
    De snaar een kleinere spanning heeft
    De snaar een dikkere doorsnede heeft
    De snaar een langere lengte heeft

Slide 9 - Tekstslide

Een pianostemmer stemt een snaar. Z'n snaar heeft een frequentie van 337 Hz, hij wil een frequentie van 440 Hz. Wat moet hij doen met z'n snaar?
A
strakker draaien
B
losser draaien
C
vervangen
D
schoonmaken

Slide 10 - Quizvraag

Een strakkere snaar maakt een ... geluid met een ... frequentie
A
lager, grotere
B
lager, kleinere
C
hoger, grotere
D
hoger, kleinere

Slide 11 - Quizvraag

6a. Anja draait een snaar strakker. Is de frequentie van de trilling veranderd?
A
Ja, de frequentie is groter geworden
B
Nee, de frequentie is gelijk gebleven
C
Ja, de frequentie is lager geworden

Slide 12 - Quizvraag

Een Violist wil de snaar met de hoogste frequentie iets hoger stemmen. Hoe doet hij dat ?
A
Door de snaar losser te maken
B
Door de snaar dikker te maken
C
Door de snaar dunner te maken
D
Door de snaar strakker te maken

Slide 13 - Quizvraag

Elmira speelt op haar harp. Het geluid van de harp klinkt zuiver en helder.
Je ziet in de afbeelding drie snaren aangegeven.
Elmira slaat de drie snaren even hard aan.
Over de verschillende snaren staat een zin.

Het geluid met de ........................................................................................................

wordt gemaakt door snaar........................................................................................................
A
hoogste frequentie snaar 1
B
laagste frequentie snaar 2
C
hoogste frequentie snaar 3
D
laagste frequentie snaar 1

Slide 14 - Quizvraag

Een violist wil de snaar met de hoogste frequentie iets hoger stemmen.
Hoe doet hij dat?

A
Hij doet dat door de snaar dikker te maken.
B
Hij doet dat door de snaar dunner te maken.
C
Hij doet dat door de snaar langer te maken.
D
Hij doet dat door de snaar strakker te maken

Slide 15 - Quizvraag

Je ziet in de afbeelding dat in dezelfde tijd er meer paarse golven zijn (2,5 trillingen) dan rode golven (1,5 trillingen). De paarse lijnen geven dus een hogere toon aan.
hoe groter de frequentie, des te hoger de troon is

Slide 16 - Tekstslide

Trillingstijd
De tijd die nodig is voor één complete trilling

Slide 17 - Tekstslide

Trillingstijd
Wordt vaak gegeven in milliseconde. Dit werkt dan weer hetzelfde als bij het rijtje dat we in het begin oefenden.
Zet op de lege stippellijn de s van seconde!

Slide 18 - Tekstslide

20 ms= ... s
A
0,002
B
0,00002
C
20000
D
0,02

Slide 19 - Quizvraag

Reken om: 2 ms = ... s
A
0,2 s
B
0,002 s
C
0,0002 s
D
0,02 s

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel s is 1,75 ms?
A
0,0175 s
B
1750 s
C
0,00175 s
D
1,75 s

Slide 21 - Quizvraag

0,25 s = ..... ms
A
0,25 s
B
2,5 s
C
25 s
D
250 s

Slide 22 - Quizvraag

Oscilloscoop

Slide 23 - Tekstslide

Frequentie
frequentie=Trillingstijd1
f=T1

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de trillingstijd.
  • trillingstijd = de tijd van                                   één trilling
  • 1 trilling = 10 hokjes
  • T = 10hokjes x 0,5ms/div=
  • 5 ms = 0,005 s
  • Je kunt nu deze tijd gebruiken om de frequentie te berekenen

Slide 25 - Tekstslide

Bereken de frequentie

Slide 26 - Open vraag

Wat is de frequentie?

Slide 27 - Open vraag

Bereken de frequentie.

Slide 28 - Open vraag

Bereken de frequentie

Slide 29 - Open vraag

Bereken de frequentie.

Slide 30 - Open vraag

De frequentie =

Slide 31 - Open vraag

Frequentiebereik
De mens kan horen tussen de 20Hz en de 20.000 Hz

Slide 32 - Tekstslide

Noteer hier het frequentiebereik van de mens:
….. - ….. Hz

Slide 33 - Open vraag

Het frequentiebereik bij mensen en honden is anders.

Wat kun je zeggen over het frequentiebereik bij een hond?
A
Helemaal niets
B
Die van Hond en Mens zijn gelijk
C
Een hond heeft een kleiner frequentiebereik
D
Een hond heeft een groter frequentiebereik

Slide 34 - Quizvraag


Het frequentiebereik van een mens is
A
60Hz tot 180.000Hz
B
16Hz tot 6000Hz
C
20Hz tot 20.000 Hz
D
1000Hz tot 60.000Hz

Slide 35 - Quizvraag

In de grafiek is weergegeven hoe sterk het geluid wordt verzwakt als je oorkappen draagt. Hoe sterk de oorkappen het geluid verzwakken, hangt af van de frequentie van het geluid.
In welk frequentiebereik wordt het geluid het meest verzwakt?
A
tussen 0 en 250 Hz
B
tussen 250 en 1000 Hz
C
tussen 1000 en 4000 Hz
D
tussen 1400 en 8000 Hz

Slide 36 - Quizvraag