Stijlstrategie 3 en 4

WELKOM
3 Kader
Welkom
4Va

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
3 Kader
Welkom
4Va

Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen 
Je kunt synoniemen, signaalwoorden en verwijzingen herkennen in teksten.

Slide 3 - Tekstslide

Om je woordkeus af te wisselen kan je synoniemen gebruiken. Wat is een synoniem?

Slide 4 - Open vraag

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • Hij, ze, hem, haar, het, deze, die, dat, dit, wat.

Slide 5 - Tekstslide

Signaalwoorden en herhalingen

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt).
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 6 - Tekstslide

Tekst 1:
Algen worden nu als luxeproducten geserveerd. In de toekomst gaan we veel meer algen eten. De productie van algen is goedkoop. Algen groeien erg snel. Algen hebben weinig voedsel nodig. Er worden nu speciale boerderijen gemaakt. Op die boerderijen worden algen geproduceerd.
Tekst 2 
Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de algenproductie.
Welke van onderstaande teksten leest prettiger? Waarom is dat?

Slide 7 - Tekstslide

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van middel - doel
daarmee
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 8 - Sleepvraag

Tekst 2 
Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de algenproductie.
Welke formulering voor algen in tekst 2 is een formulering die bijzonder goed gekozen is?

Slide 9 - Tekstslide

Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer
eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en
hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de
algenproductie.
Noteer alle signaalwoorden van bovenstaande tekst.
Tekst 2 
Algen worden nu nog als luxeproduct geserveerd, maar in de toekomst gaan we ze veel meer eten. De productie van algen is namelijk goedkoop. De groene eiwitbommetjes groeien snel en hebben maar weinig voedsel nodig. Er worden nu al speciale boerderijen gemaakt voor de algenproductie.

Slide 10 - Open vraag

Lees de theorie op blz. 12 en 13. Maak opdracht 5

Klaar?
Ga verder met opdracht 6 en 7.
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Antwoorden
Antwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Maak opdrachten 6 en 7
Klaar?
Lees de theorie op blz. 18 en maak opdracht 8 en 9
= huiswerk
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Stijlstrategie 3 signaalwoorden
1. Markeer alle signaalwoorden en bepaal of ze passen bij het verband dat je wilt aangeven.
2. Bepaal of je bepaalde verbanden duidelijker kunt aangeven door signaalwoorden toe te voegen. 
Stijlstrategie 4 woordvariatie: verwijswoorden, synoniemen, omschrijvingen
 1. Bepaal welke zelfstandig naamwoorden in je tekst vaak gaan voorkomen (bijv. ‘roman’ en ‘de  schrijver Herman Koch’)
 2. Bepaal welke verwijswoorden en synoniemen passen bij deze woorden.
 3. Formuleer passende omschrijvingen voor deze woorden. Als deze omschrijvingen nieuwe informatie toevoegen, maakt dat de stijl informatiever en aantrekkelijker (zie theorie 4).
 4. Kies voor je tekst een passende en aantrekkelijke variatie.

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit wat een synoniem, een signaalwoord en een verwijswoord is.

Slide 16 - Open vraag