In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Leesvaardigheid
- Ga zitten
- tas van tafel
- iPad aan en inloggen bij Lessonup:
Slide 1 - Tekstslide
Leesvaardigheid
leerlingen kennen het verschil tussen tekstdoelen/ tekstsoorten/ tekstvormen
leerlingen kennen de leesstrategieën
leerlingen passen het signaalwoord bij tekstverband toe
leerlingen kennen het verschil tussen een feit en mening
Slide 2 - Tekstslide
Tekstdoel
Tekstsoort
Tekstvorm
activeren
amuseren
amuserende tekst
activerende tekst
informatieve tekst
informeren
overtuigen
overtuigende tekst
krantenartikel
klachtenbrief
advertentie
Slide 3 - Sleepvraag
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor humanities/aardrijkskunde moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over fotosynthese. Je leest de tekst in je biologieboek.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoekt de website van het pretpark.
Globaal lezen
Verkennend lezen
Zoekend lezen
Nauwkeurig lezen
Slide 4 - Sleepvraag
Sleep de uitleg naar het juiste tekstdoel:
informeren
uitleg geven
overtuigen
overhalen
amuseren
De schrijver wil....
Tekstdoel
je nieuwe kennis geven
je leren iets te doen
je iets laten vinden (mening)
je iets laten doen
je vermaken
Slide 5 - Sleepvraag
Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort? Sleep de tekstsoorten naar de juiste tekstdoelen.
overhalen
amuseren
informeren
overtuigen
uitleg geven
gebruiksaanwijzing
recensie
reclamefolder
roman
Slide 6 - Sleepvraag
Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?
overhalen
amuseren
informeren
uitleg geven
Slide 7 - Sleepvraag
Sleep de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
tekstdoel informeren
tekstdoel overtuigen
tekstdoel amuseren
tekstdoel overhalen
tekstdoel uitleg geven
een nieuwsbericht over een schietpartij
recensie over mijn gelezen boek
de Donald Duck
een oproep op een website om minder zuivel te consumeren
spelhandleiding van UNO
Slide 8 - Sleepvraag
Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Overtuigen
Informeren
uitleg geven
Slide 9 - Sleepvraag
Oriënterend lezen
Globaal lezen
Zoekend lezen
Doel: Onderwerp bepalen
Doel: Vinden hoofdzaken
Stap 1: Tekst bekijken
Stap 2: Lees de eerste alinea
Stap 2: Lees de eerste en laatste zin van alle alinea's
Stap 1: Lees de eerste en laatste alinea
Doel: Specifieke informatie vinden
Stap 1: Lees de titel en tussenkopjes
Stap 2: Lees de anders gedrukte woorden en let op opvallende tekens
Slide 10 - Sleepvraag
opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
uitleggend
redengevend
concluderend
vergelijkend
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.
Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, maar ze wordt nooit opgesteld.
Meisjes zoals Diana blijven toch positief.
Oom Ger doet nooit mee, hij leest namelijk liever
Walter rookt altijd onder het hardlopen, hij leeft dus niet erg gezond.
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep elk signaalwoord naar het juiste verband.
Opsommend
Tegenstellend
Tijdsvolgorde
Oorzaak-gevolg
Concluderend
samenvattend
vervolgens
omdat
maar
ook
dus
kortom
Slide 12 - Sleepvraag
opsommend
tijdsvolgorde
tegenstellend
uitleggend
oorzaak/gevolg
concluderend
samenvattend
Onze familie houdt zowel van hockey als van hardlopen.
Op zondag gaan we altijd hockeyen, nadat we vijf kilometer hebben gerend.
Mijn zus Diana hockeyt bij UVC, maar ze wordt nooit opgesteld.
Meisjes zoals Diana blijven toch positief.
Het regent buiten en daardoor gaat de training niet door.
Walter rookt altijd onder het hardlopen, hij leeft dus niet erg gezond.
Deze situatie is kortom onveilig voor iedereen ter wereld.
Slide 13 - Sleepvraag
Uitleggend
Concluderend
Redengevend
Opsommend
Tijdsvolgorde
Tegenstellend
Vergelijkend
ten slotte
zodra
zoals
daarom
dus
voordat
echter
net als
namelijk
verder
ten eerste
evenals
Slide 14 - Sleepvraag
Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-opsomming
middel-doel
uitspraak-voorbeeld
Slide 15 - Sleepvraag
boek lezen
timer
10:00
Slide 16 - Tekstslide
Leesvaardigheid
leerlingen kennen het verschil tussen tekstdoelen/ tekstsoorten/ tekstvormen
leerlingen kennen de leesstrategieën
leerlingen passen het signaalwoord bij tekstverband toe
leerlingen kennen het verschil tussen een feit en mening
Slide 17 - Tekstslide
Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
hetzelfde als
oorzaak-gevolg
uitspraak-vergelijking
uitspraak-reden
Slide 18 - Sleepvraag
Bijzaken
Hoofdzaken
Kerzinnen
Toelichting
Voorbeelden
De belangrijkste zinnen van de alinea's.
Vormen samen de samenvatting van de tekst.
Minder belangrijke zaken
Slide 19 - Sleepvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor conclusie?
A
Kortom
B
Ten slotte
C
maar
D
dus
Slide 20 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een conclusie?
A
namelijk
B
ten slotte
C
daarom
D
eerst
Slide 21 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor argument?
A
omdat
B
zoals
C
en
D
maar
Slide 22 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 23 - Quizvraag
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen
Slide 24 - Quizvraag
Welk signaalwoord is WEL een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
tenslotte
C
tegenover
D
zoals
Slide 25 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
vanwege
B
zoals
C
tot slot
D
toch
Slide 26 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor reden?
A
ten eerste
B
daarom
C
bijvoorbeeld
D
maar
Slide 27 - Quizvraag
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
daarnaast
C
echter
D
zo
Slide 28 - Quizvraag
Feit
Mening
Ik vind dat in Nederland veel heuvels voorkomen.
Limburg heeft heuvels, Groningen is helemaal vlak.
Een fluohesje dragen in het verkeer is veilig.
Een bezoek aan een museum is altijd boeiend.
Wat een prachtig doelpunt!
Jeroen zegt dat Nederlands een ontzettend saai vak is.