Week 23 Nederlands 3 havo H. 3 en H. 4 woordsoorten

Nederlands 3 havo week 23
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands 3 havo week 23

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij Nederlands

Hopelijk hebben jullie een goed lang weekend gehad en/of een fijn feest! 

Komende week hebben we weer een kortere week. Natuurlijk hou ik hier rekening mee en krijgen jullie minder huiswerk!

Succes! 
Groetjes, juf

Slide 2 - Tekstslide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 3 - Tekstslide

Week 23 2 t/m 5 juni
  • Nakijken huiswerk van vorige week.
  • Herhaling  hoofdstuk 1. 
  • Oefeningen en uitleg grammatica H3 en H4.
  • Maak opdracht 2 (blz. 118) 
  • Maak opdracht 2 en 3 (blz. 162)
  • Denk aan het inleveren van je vlog ( 2 juni).

Slide 4 - Tekstslide

Maar eerst...
Eerst even ontspannen met een goed boek!

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week oefen je met:
  • het herkennen en benoemen van het betrekkelijk voornaamwoord.
  • het herkennen en benoemen van hulpwerkwoorden, zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden.

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Vorige week hebben we eerdere lesstof herhaald. Jullie hebben onder andere geoefend met het benoemen van het persoonlijk voornaamwoord, het bezittelijk voornaamwoord, het wederkerend voornaamwoord en het voegwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling vorige week
Weet je niet helemaal zeker meer hoe het ook alweer zat....bekijk de filmpjes opnieuw.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Controleer je huiswerk. De antwoorden staan aan het eind van de les!

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende slides wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Stappenplan werkwoorden
  1. Splits de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen.
  2. Zoek van elke enkelvoudige zin de persoonsvorm. 
  3. Zoek van elke enkelvoudige zin de overige werkwoorden.
  4. Stel vast of het een wg of ng is.
  5. Benoem alle werkwoorden: hww, zww of kww.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoorden benoemen
De markies van Carabas is de echtgenoot van de prinses geworden, doordat hij de raad van de gelaarsde kat heeft gevolgd.
Stap 1: 
  • De markies van Carabas is de echtgenoot van de prinses geworden
  • Doordat hij de raad van de gelaarsde kat heeft gevold
Stap 2:
  • pv = is                 overige werkwoorden = geworden
  • pv = heeft         overige werkwoorden = gevolgd

Slide 19 - Tekstslide

Werkwoorden benoemen
De markies van Carabas is de echtgenoot van de prinses geworden, doordat hij de raad van de gelaarsde kat heeft gevolgd.
Stap 3:
  • pv = is                 overige werkwoorden = geworden
  • pv = heeft         overige werkwoorden = gevolgd
Stap 4:
  • Belangrijkste ww = geworden --> kww
  • Belangrijkste ww = gevolgd --> zww

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoorden benoemen
De markies van Carabas is de echtgenoot van de prinses geworden, doordat hij de raad van de gelaarsde kat heeft gevolgd.
Stap 5:
  • is = hww            geworden = kww
  • heeft = hww    gevolgd = zww
Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
  • kww geven een status aan. 
  • zww geven aan wat iemand/iets doet.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Maken
  • Maak opdracht 2 op bladzijde 118. 
  • Maak opdracht 2 en 3 op bladzijde 162.

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
Weet je weer welke soorten werkwoorden er zijn en wat een betrekkelijk voornaamwoord is?

Slide 24 - Tekstslide

Inleveren huiswerk
Per mail: tmn@rijswijkslyceum.nl


Slide 25 - Tekstslide

Nakijken

Opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 73-74.

Slide 26 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1 op bladzijde 73
1 Omdat, Daar, Aangezien 
2 want 
3 totdat, voordat, toen 
4 Zodra, Toen, Als, Wanneer, Nadat 
5 Of, dat 
6 Hoewel, Ofschoon 

Slide 27 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 2 op bladzijde 73
1 dat , tenzij  
2 maar  
3 Toen, dat  
4 of, als  
5 en, dus 
6 Zodra, of, want  

Slide 28 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 3 op bladzijde 74
1 welke  - vr.vnw 
wanneer  - vgw 
2 waarom  - bw 
waar  - bw 
3 Doordat  - vgw 
wat  - (betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent (datgene wat); dat wordt in hoofdstuk 4 besproken) 
4 over  - vz 
voordat  - vgw 
5 of  - vgw 
wie  - vr.vnw 
6 Zodra  - vgw 
dat   - vgw 

Slide 29 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 op bladzijde 74
1 Het  - blw 
is   - kww 
2 logisch - bn 
want   - vgw 
je   - onbep.vnw 
om   - vz 
een   - bep.hoofdtelw 
3 voorspelt  - zww 
lang   - bn 
5 Als  - vgw  
dit   - aanw.vnw 
dat   - aanw.vnw 
6 brengt  - zww 
echter  - bw 

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 4 op bladzijde 74
7 Vervolgens  - bw 
het   - pers.vnw 
je   - bez.vnw 
8 Waarom  - bw 
9 we   - pers.vnw 
tiende-eeuwse  - bn  
(10) Hij  - pers.vnw 
was   - kww 
10 (11) zekere  - onbep.vnw 
hem   - pers.vnw 
en   - vgw 
zijn   - bez.vnw 
11 (12) Dunstan  - zn 
wie   - vr.vnw 
zich   - wed.vnw 
een   - bep.hoofdtelw 
dat   - vgw 
een   - olw 
zou   - hww 
waar   - bw  en aanwezig bn
aanwezig  - bn 

Slide 31 - Tekstslide

Weektaak 23 afgerond

Slide 32 - Tekstslide