BACS 1-5

De rekening Prive staat wel of niet op de balans
A
wel
B
niet
1 / 52
volgende
Slide 1: Quizvraag
Algemene economieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De rekening Prive staat wel of niet op de balans
A
wel
B
niet

Slide 1 - Quizvraag

De rekening Te vorderen ob
is een rekening van
A
bezit
B
schuld

Slide 2 - Quizvraag

De rekening Te vorderen ob
wordt bij een inkoop
A
gedebiteerd
B
gecrediteerd

Slide 3 - Quizvraag

Bij een inkoop op rekening ontstaat de post
A
debiteuren
B
crediteuren

Slide 4 - Quizvraag

De journaalpost van een
inkoop op rekening
A
Voorraad g AAN Crediteuren
B
Crediteuren AAN Voorraad g

Slide 5 - Quizvraag

De rekening Te vorderen ob
ontstaat bij
A
inkoop
B
verkoop

Slide 6 - Quizvraag

Op de balans staan langlopende schulden
A
onder de kortlopende schulden
B
boven de kortlopende schulden

Slide 7 - Quizvraag

Eigen vermogen is
A
tijdelijk vermogen
B
permanent vermogen

Slide 8 - Quizvraag

De 'IJzeren' voorraad goederen behoort tot de
A
vaste activa
B
vlottende activa

Slide 9 - Quizvraag

Behoort een hypothecaire lening tot de langlopende- of kortlopende schulden?
A
kortlopende schulden
B
langlopende schulden

Slide 10 - Quizvraag

Als je aflost op een een lening wordt de lening
A
gedebiteerd
B
gecrediteerd

Slide 11 - Quizvraag

Als je een lening aflost is dat dan een uitgave of zijn dat kosten?
A
uitgave
B
kosten

Slide 12 - Quizvraag

Als je goederen op rekening verkoopt ontvang je het geld wel of niet direct?
A
wel direct
B
niet direct

Slide 13 - Quizvraag

Bij een verkoop op rekening ontstaat de rekening
A
debiteuren
B
crediteuren

Slide 14 - Quizvraag

Jij gaat, als ondernemer, jouw leveranciers betalen.
De post crediteuren ga je
A
debiteren
B
crediteren

Slide 15 - Quizvraag

Crediteuren zijn mensen
A. van wie je nog geld moet krijgen
B. aan wie je nog geld moet betalen
A
geld moet krijgen
B
geld moet betalen

Slide 16 - Quizvraag

De toename van het eigen vermogen ontstaat bij
A
bij inkoop van goederen
B
bij verkoop van goederen

Slide 17 - Quizvraag

Bij een verkoop ontstaat de rekening
A
te vorderen ob
B
te betalen ob

Slide 18 - Quizvraag

De rekening Te betalen ob
is een rekening van
A
bezit
B
schuld

Slide 19 - Quizvraag

Als de rekening Te vorderen ob groter is dan de rekening Te betalen ob ontstaat de rekening
A
Te ontvangen ob
B
Af te dragen ob

Slide 20 - Quizvraag

Afschrijvingen zijn
A
uitgaven
B
kosten
C
kosten en uitgaven

Slide 21 - Quizvraag

De journaalpost afschrijving op bestelauto
A
Afschrijvingskn. AAN Bestelauto
B
Bestelauto AAN Afschrijvingskn.

Slide 22 - Quizvraag

De journaalpost bij een
privé-opname in goederen
A
Prive AAN Voorraad g
B
Voorraad g AAN Prive

Slide 23 - Quizvraag

De journaalpost van het inbrengen van een privéauto in de zaak
A
Prive AAN Auto's
B
Auto's AAN Prive

Slide 24 - Quizvraag

De journaalpost privéstorting per kas
A
Kas AAN Prive
B
Prive AAN Kas

Slide 25 - Quizvraag

In hoeveel jaar worden vaste activa in het algemeen afgeschreven?
A
1 jaar
B
3 jaar
C
5 jaar
D
10 jaar

Slide 26 - Quizvraag

Wanneer spreken we van een investering?
A
aanschaf € 450 inclusief btw
B
aanschaf € 450 exclusief btw

Slide 27 - Quizvraag

Rente en aflossing betaal je over je
A
eigen vermogen
B
vreemd vermogen

Slide 28 - Quizvraag

Een onderneming is gezond met overwegend veel
A
eigen vermogen
B
vreemd vermogen

Slide 29 - Quizvraag

Als een debiteur gaat betalen neemt de post debiteuren op de balans
A
toe
B
af

Slide 30 - Quizvraag

Als een debiteur gaat betalen ga je dan de rekening debiteuren debiteren of crediteren?
A
debiteren
B
crediteren

Slide 31 - Quizvraag

De waarde van de voorraad in het magazijn van een onderneming is de voorraad tegen
A
inkoopwaarde
B
verkoopwaarde

Slide 32 - Quizvraag

Op de balans van een onderneming staat de kas
A
onder de Bank
B
boven de Bank

Slide 33 - Quizvraag

Het inventaris van de onderneming behoort tot de
A
vlottende activa
B
vaste activa
C
vreemd vermogen

Slide 34 - Quizvraag

Een bankrekening waarop een onderneming 'rood' staat, staat aan de
A
debetzijde van de balans
B
creditzijde van de balans

Slide 35 - Quizvraag

Langlopende schulden zijn schulden die langer dan
A
1 jaar uitstaan
B
5 jaar uitstaan

Slide 36 - Quizvraag

Bij een verkoop op rekening wordt de post debiteuren
A
kleiner
B
groter

Slide 37 - Quizvraag

De omzet aan het einde van de dag in een winkel is de omzet
A
inclusief btw
B
exclusief btw

Slide 38 - Quizvraag

Is de ontvangen btw voor de ondernemer wel of geen ontvangst
A
wel een ontvangst
B
geen ontvangst

Slide 39 - Quizvraag

De omzet in de boekhouding is de omzet
A
exclusief btw
B
inclusief btw

Slide 40 - Quizvraag

Is de ontvangen btw voor de ondernemer wel of geen opbrengst?
A
wel een opbrengst
B
geen opbrengst

Slide 41 - Quizvraag

De btw is een directe of indirect belasting
A
directe belasting
B
indirecte belasting

Slide 42 - Quizvraag

Kosten vergroten of verkleinen het eigen vermogen van de onderneming

A
vergroten
B
verkleinen

Slide 43 - Quizvraag

Als kosten ontstaan ga je de rekening kosten debiteren of crediteren

A
debiteren
B
crediteren

Slide 44 - Quizvraag

Op Eigen vermogen wordt wel of niet afgelost


A
wel afgelost
B
niet afgelost

Slide 45 - Quizvraag

De winst, die een onderneming maakt gaat naar het eigen vermogen of naar het vreemd vermogen

A
eigen vermogen
B
vreemd vermogen

Slide 46 - Quizvraag

'Goodwill' behoort tot de

A
materiële vaste
B
immateriële vaste
C
vlottende activa

Slide 47 - Quizvraag

Vooruit ontvangen huur
is een rekening van

A
bezit
B
schuld

Slide 48 - Quizvraag

Vooruitbetaalde verzekeringspremie
is een rekening van

A
bezit
B
schuld

Slide 49 - Quizvraag

Nog te betalen ob
is een rekening van

A
bezit
B
schuld

Slide 50 - Quizvraag

De rekeningen vooruitontvangen, vooruitbetaald, nog te betalen, nog te ontvangen noemen we .......

Slide 51 - Open vraag

Geef een voorbeeld van immateriële vaste activa

Slide 52 - Open vraag