Periode 2-Week 3

English
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

English

Slide 1 - Tekstslide

To Do:
Taalblokken Building Blocks - Unit 1 
  • 1.2 Reading
  • 1.4 Listening (13:25-14:05)
  • Grammatica A1.3: Vergelijkingen (14:15-14:50)

Slide 2 - Tekstslide

Goals

At the end of Unit 1 you should be able to:

  • recognise different sorts of texts.
  • apply reading and listening strategies.
  • compare people and things in English.

Slide 3 - Tekstslide

Recap
  • Persoonlijke voornaamwoorden? 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
                      Als onderwerp in een zin:                                                     Als voorwerp in een zin:                         
ik
I
je/jij/u
you
hij/zij/het
he/she
/it
wij
we
julie
you
zij
they
mij/ me
me
je/jou/u
you
hem/haar/het
him/her/it
ons
us
julie
you
hen/hun
them

Slide 5 - Tekstslide

1.4: Listening

Slide 6 - Tekstslide

Listening Strategies

Slide 7 - Tekstslide

Taalblokken
Building Blocks A2 - Unit 1:
1.2 Reading: exercise 1-35 (last 2 weeks)
1.4 Listening: exercise 1-20 (this week)






Slide 8 - Tekstslide

Grammar: vergelijkingen (I)
Deze auto is kleiner dan die auto. > This car is smaller than that car.  (small)
Jim is jonger dan Kim. > Jim is younger than Kim. (young)

Deze auto is de kleinste in de straat. > This car is the smallest in the street. (small)
Kim is de jongste van de klas. > Kim is the youngest of the class. (young)

* Soms medeklinker dubbelen: big > bigger > biggest 
* Woorden eindigend op -e alleen 'r' of 'st' toevoegen : nice > nicer > nicest
* Woorden eindigende op -y veranderen in 'ie' : funny > funnier > funniest

Slide 9 - Tekstslide

Grammar: Vergelijkingen (II)
Vergelijkingen met "lange" bijvoeglijke naamwoorden (> 3 lettergrepen)

beautiful > more beautiful > most beautiful

Jack's auto is mooi. > Jack's car is beautiful. 
Peter's auto is mooier.> Peter's car is more beautiful. 
Rosie's auto is het mooiste.> Rosie's car is the most beautiful.

Sommige woorden hebben eigen vorm:
good > better > best
bad > worse > worst

Slide 10 - Tekstslide

My house is ___________(large) her house.

Slide 11 - Open vraag

Your dog runs ____________(fast) Jim's dog.

Slide 12 - Open vraag

Debbie is ___________ (old) me.

Slide 13 - Open vraag

Katie's dress is _______ (pretty) Sara's dress.

Slide 14 - Open vraag

My house is the _________ (large) one in our neighbourhood.

Slide 15 - Open vraag

Your dog ran the _________ (fast) in the race.

Slide 16 - Open vraag

Debbie is the _____________ (old) in her class.

Slide 17 - Open vraag

Katie's dress is the ________ (pretty).

Slide 18 - Open vraag

My exam is _________ (difficult) your exam.

Slide 19 - Open vraag

It's the ________ (difficult) exam this year.

Slide 20 - Open vraag

Taalblokken
Building Blocks A2 - Unit 1:
1.2 Reading: exercise 1-35 (last 2 weeks)
1.4 Listening: exercise 1-20 (this week)

1.1 + 1.2 Grammatica  A1 (last 2 week2)
1.3 Grammatica A1: exercise 1-3  (this week)
                       * Leesdossier in Teams.




Slide 21 - Tekstslide

Recap
  • Luisterstrategieën
  • Vergelijkingen in het Engels:
This car is ________ (kleiner) that car.                              small
It's the ____________ (kleinste) car in this street.        small
This car is __________ (duurder) that car.                       expensive
It's the __________ (duurste) car in this street.            expensive


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide