In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
TL: H1.1 en H1.3 welvaart en besteden
KB: H1.1 Keuzes maken met geld
Slide 1 - Tekstslide
Planning
Verschil economie en DTE
Uitleg H1.1 en H1.3
Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Verschil economie en DTE
Toetsing:
Inplaats van 4 perioden hebben we nu 3 periodes. Daarnaast doen we mee met de toetsweek en dit zorgt voor minder toetsen, maar wel zwaardere toetsen. Je krijgt dit jaar drie toetsen
GPO's:
Naast 3 toetsen heb je 2 GPO's dit jaar.
Jullie gaan presenteren en een film maken.
Jullie hebben dus vijf cijfers voor je SE dit jaar.
De toetsen wegen 6x mee, en de gpo's 4x.
De reden dat deze toetsen zo zwaar mee wegen, is om ervoor te zorgen dat je klas 4 cijfers even zwaar wegen als de cijfers die je in klas 3 hebt behaald.
Slide 3 - Tekstslide
Verschil economie en DTE
Manier van werken:
We hebben dit jaar een boek dus geen themadossier meer.
We starten met een uitleg van de lesstof daarna soms een filmpje en dan zelfstandig werken (vaker uit boek dan zelf bedachte opdrachten)
Lesuren:
Bij DTE zagen jullie mij het aantal economie-uren x2, nu zie je me alleen de reguliere economie-uren dit is 3 uur in de week.
Economie is een lastig vak en voor best wel wat mensen het moeilijkste eindexamen die ze gaan krijgen. (Ook omdat veel mensen het hebben gekozen, terwijl economie niet echt hun ding is)
Je gaat je eindexamen economie halen, als jij je best doet. Dit is meedoen met de uitleg, maar ook opgaven maken. Doe je dit niet dan gaat het knap lastig worden.
Slide 4 - Tekstslide
Uitleg 1.1 en 1.3 (tl)
Leerdoelen:
Je kunt inkomsten in 3 categorieën verdelen.
Je weet wat het verschil is tussen primaire inkomsten en secundaire inkomsten.
Je weet wat de marketingmix is, wat het doel hiervan is en waar dit opgericht is.
Je weet hoe bedrijven invloed uit proberen te oefenen op je uitgaven.
Je weet maatschappelijke kosten zijn.
Na deze les kun je de volgende begrippen uitleggen:
welvaart
behoeften
middelen
prioriteiten
schaarste
vrije goederen
Slide 5 - Tekstslide
2 soorten inkomen
Primaire inkomsten
Inkomen uit arbeid (loon of winst uit eigen zaak)
Inkomen uit bezit(huuropbrengst of dividend van aandelen)
Secundaire inkomsten
Inkomen uit overdracht (geld wat je krijgt, van familie, kennissen of overheid)
Slide 6 - Tekstslide
Welk inkomen valt onder de categorie inkomen uit overdracht
A
Salaris van de Coop
B
Uitkering van de overheid
C
Dividend van je aandelen
Slide 7 - Quizvraag
Wat waren de 6p's van de marketingmix ook alweer?
Slide 8 - Open vraag
Marketingmix:
De middelen die bedrijven gebruiken om mensen te overtuigen om spullen bij hun te komen kopen.
De marketingmix bestaat uit:
Product
Prijs
Promotie
Personeel
Presentatie
De marketingmix is gericht op een doelgroep en niet op alle mensen in een land.
Slide 9 - Tekstslide
Wat is een doelgroep?
A
Groep mensen met ongeveer dezelfde interesses
B
Groep mensen even oud zijn
C
Groep mensen die hetzelfde doel voor ogen hebben
D
Een groep mensen met dezelfde kenmerken
Slide 10 - Quizvraag
De kosten voor de samenleving
De schade (of overlast) die het gebruik of produceren van het product aanricht op de samenleving noemen we maatschappelijke kosten.
Het bedrijf of de gebruiker betaalt niet voor schade of overlast, maar dit doet de samenleving en de maatschappij.
Voorbeelden van maatschappelijke kosten zijn:
Milieu vervuiling.
Geluidsoverlast.
Als je duurzaam consumeert houd je rekenen met mens en milieu.
Slide 11 - Tekstslide
Met welke dingen houdt je rekening wanneer jij iets koopt?
Slide 12 - Open vraag
Behoeften
Alles wat je nodig hebt om te kunnen leven of.....
Alles wat je wilt hebben
Er zijn 2 soorten behoefte, namelijk:
Primaire behoefte:
Spullen die je nodig hebt en niet zonder kunt
Secundaire behoefte:
Spullen die je graag wilt hebben, maar wel zonder kunt
Slide 13 - Tekstslide
Welke van de volgende dingen zijn primaire behoefte?
A
CHIPS!!!!!!!!!!!!!!
B
Een kaartje voor Feyenoord
C
Een mobiel
D
Een auto
Slide 14 - Quizvraag
Middelen
Dit zijn de dingen die jij hebt om iets te kunnen kopen of om geld te verdienen.
Je hebt bv de volgende middelen:
Geld
Tijd
Bezittingen (een 2e huis)
Slide 15 - Tekstslide
Prioriteiten
Helaas heeft bijna niemand zoveel geld dat hij alles kan kopen.
Dit betekent dat je een keuze maakt wat voor jou het belangrijkste
Slide 16 - Tekstslide
Welvaart
Dit geeft aan hoeveel spullen die jij wilt hebben ook daadwerkelijk kunt kopen met je geld.
Welvaart Stijgt door:
Goederen of diensten te kopen
Door zelfvoorziening (Zelf iets maken)
Collectieve voorzieningen (overheid regelt het wel)
We spreken van welzijn bij dingen die belangrijk voor je zijn, maar je moeilijk in geld vertalen. Voorbeelden van welzijn is vrije tijd, gezondheid, vriendschappen.
Slide 17 - Tekstslide
Jullie economie docent had een loonsverhoging van 7,5% gekregen in 2022. Zijn welvaart is in 2022 gestegen. Geef aan of deze uitspraak waar of onwaar is.
Slide 18 - Open vraag
De prijzen zijn in 2022 harder gestegen dan mijn loon
Dit betekent dat ik minder kan kopen dan vorig jaar en dan ben ik ook minder welvarend.
Slide 19 - Tekstslide
Schaarste
Een product is in de economie schaars, wanneer er iets opgeofferd is.
Brood is bijvoorbeeld schaars, doordat er meel is opgeofferd en een bakker heeft zijn tijd opgeofferd om dat brood te maken.
Voor schaarse goederen wordt geld betaald
Slide 20 - Tekstslide
Vrije goederen
Wanneer je een product gebruikt waar niks voor is opgeofferd maak je gebruik van vrije goederen.
Deze goederen zijn gratis.
Je hebt bijvoorbeeld de volgende vrije goederen:
Zonlicht
Zeewater
Wind
Slide 21 - Tekstslide
Zelfstandig werken
KB: Maak opgave 6, 9, 10 en 11 van H1.1
TL: Maak opgave 3, 4 & 7 van H1.1 & opgave 5 & 9 van H1.3