All Right! - Unit 1 - Present Simple

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


+ zinnen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


+ zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Vul de zin aan met het juiste ww:
"We always ... on holiday in Summer."
(to go)
A
go
B
goes

Slide 2 - Quizvraag

Vul de zin aan met het juiste ww:
"She never ... football."
(to play)
A
play
B
plays

Slide 3 - Quizvraag

Vul de zin aan met het juiste ww:
"He ... his girlfriend."
(to love)
A
love
B
loves

Slide 4 - Quizvraag

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


- zinnen

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de juiste negatieve zin?
A
She don't think about him.
B
She not think about him.
C
She think not about him.
D
She doesn't think about him.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste negatieve zin?
A
I don't like shrimps.
B
I not like shrimps
C
I like shrimps not.
D
I doesn't like shrimps.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste vraagzin?
A
Do you prefer soup or bread?
B
You prefer soup or bread?
C
Prefer you soup or bread?
D
Does you prefer soup or bread?

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste vraagzin?
A
Feels it funny?
B
Does it feel funny?
C
Do it feel funny?
D
Feel it funny?

Slide 9 - Quizvraag

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


maak zelf zinnen!

Slide 10 - Tekstslide

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Hij vindt knoflook lekker."

Slide 11 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Wij lopen naar school."

Slide 12 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Ik eet niet Italiaans eten."

Slide 13 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Neem jij een risico?"

Slide 14 - Open vraag

zijn = to be (+)

ik ben     I am
jij bent     you are
hij is     he is
zij is     she is
het is     it is
wij zijn     we are
zij zijn     they are
jullie zijn     you are
(-)

I'm not
you're not
he's not
she's not
it's not
we're not
they're not
you're not
(?)

am I..?
are you..?
is he...?
is she..?
is it...?
are we..?
are they..?
are you..?

Slide 15 - Tekstslide

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"You ... so funny!"
(to be)

Slide 16 - Open vraag

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"He ... a good player."
(not / to be)

Slide 17 - Open vraag

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"They ... at school."
(not / to be)

Slide 18 - Open vraag

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"... she a kind person?"
(to be)

Slide 19 - Open vraag

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"... we a fun class?"
(to be)

Slide 20 - Open vraag

hebben = to have got

ik heb     I have got
jij hebt      you have got
hij heeft      he has got
zij heeft     she has got
het heeft      it has got
wij hebben      we have got
zij hebben      they have got
jullie hebben      you have got
(-)

I haven't got
you haven't got
he hasn't got
she hasn't got
it hasn't got
we haven't got
they haven't got
you haven't got
(?)

have I got?
have you got?
has he got?
has she got?
has it got?
have we got?
have they got?
have you got?

Slide 21 - Tekstslide

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"I ... a new bike!"
(have got)

Slide 22 - Open vraag

Vul de (+) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"They ... a reservation tonight."
(have got)

Slide 23 - Open vraag

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"She ... her iPad wit her."
(not / have got)

Slide 24 - Open vraag

Vul de (-) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"We ... a tv at home."
(not / have got)

Slide 25 - Open vraag

Vul de (?) zin aan met het juiste vorm van het ww:
"... he ... a new phone?"
(have got)

Slide 26 - Open vraag

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)

Maak Opdracht 5 t/m 8 (p. 32/33)

Slide 27 - Tekstslide