Maken bloedcellen (in reticulaire bindweefsel in rode beenmerg en lymfoide weefsel)
Opslaan vet (in onderhuid)
Slide 17 - Tekstslide
BINDWEEFSELVEZELS
Collagene vezels (stevigheid)
Elastische vezels (elasticiteit)
Reticulaire vezels (vormen netwerken)
Slide 18 - Tekstslide
SOORTEN BINDWEEFSEL
Vast (veel collagenen)
Dicht (netwerk van elastinen en collagenen)
Losmazig (netwerk van elastinen en reticulinen)
Slide 19 - Tekstslide
KRAAKBEENWEEFSEL
Heeft weinig/geen bloedvaten en geneest daarom moeilijk
Slide 20 - Tekstslide
SOORTEN KRAAKBEEN
Glasachtig = hyaliene
Elastisch
Vezelig
Slide 21 - Tekstslide
PLAATSEN GLASACHTIG KRAAKBEEN
Gewrichtsoppervlakken beenderen
Tussen borstbeen en ribben
Als ringen bij de luchtwegen
Slide 22 - Tekstslide
PLAATSEN ELASTISCH KRAAKBEEN
Strottenhoofd
Neusvleugels
Oorschelpen
Slide 23 - Tekstslide
PLAATSEN VEZELIG KRAAKBEEN
Tussenwervelschijven
Symfyse = schaamvoeg = verbinding tussen de 2 schaambeenderen
Knieschijf = meniscus (wordt bedekt door kraakbeen)
Slide 24 - Tekstslide
BEENWEEFSEL/BOTWEEFSEL
Harde tussenstof
In de tussenstof zitten:
Kalkzouten (minerale zouten)
Collagenen
Eiwitten
Slide 25 - Tekstslide
BOTTEN
Bouw:
Spongieus been (sponsachtig)
Compact been (buitenzijde bot)
Periost = beenvlies (om het bot)
Slide 26 - Tekstslide
PLAATSEN SPONGIEUS BEEN
In platte en onregelmatige beenderen
Gewrichtsuiteinden pijpbeenderen = epifysen
Rode beenmerg (aanmaak bloedcellen, Multi potente stamcellen)
Slide 27 - Tekstslide
PERIOST (BEENVLIES)
Functie:
Aanhechtingsplaats spieren
Bloedvatsysteem rondom het bot
Buitenste laag: bindweefsel
Binnenste laag:
Osteoblasten
Osteoclasten
Slide 28 - Tekstslide
MERGHOLTE VAN EEN BOT
= een holte gevuld met geel beenmerg in het middengedeelte van een pijpbeen = diafyse
Opslaan van vetzuren
Slide 29 - Tekstslide
MANIEREN VAN BOTVORMING
Directe vorming door osteoblasten (nemen calcium op uit het bloed)
Indirecte botvorming (eerst kraakbeen en dan bot)
Slide 30 - Tekstslide
DIRECTE BOTVORMING
Door osteoblasten bij:
Schedelbeenderen
Diktegroei pijpbeenderen
Na botbreuken
INDIRECTE BOTVORMING
Eerst kraakbeen dan bot/been
Bij lengtegroei pijpbeenderen vanuit de kraakbeenschijf = groeischijf = epifysaire schijf
Slide 31 - Tekstslide
Botgroei
Uit de binnenste laag ontstaan beencellen = osteoblasten
die bot/been maken
Slide 32 - Tekstslide
SPIERWEEFSEL
Opgebouwd uit spiercellen (spiervezels) die samen kunnen trekken
Contractie = samentrekking
Door een zenuwprikkel = spierinnervatie
Spiervezels = myofibrillen
Slide 33 - Tekstslide
Spiersamentrekking
Actine en Myosine filamenten (eiwitten)
Onder invloed van ATP en Calcium kunnen beide filamenten in elkaar schuiven
Slide 34 - Tekstslide
SOORTEN SPIERWEEFSEL
Glad
Dwarsgestreept
Hartspierweefsel
Slide 35 - Tekstslide
ZENUWWEEFSEL
Opgebouwd uit zenuwcellen = neuronen
Neuronen nemen prikkels op en geven die prikkels door
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Zenuwcel (Neuron)
Dendrieten(veel en kort)
nemen prikkel op en geven deze aan het cellichaam
Neurieten(1 lange)
brengen prikkel van cellichaam naar volgende zenuwcel of spier
Slide 38 - Tekstslide
Neurogliacellen (steuncellen)
Zorgen voor voeding van de neuronen
Bescherming
Isolatie, versnellen van prikkelgeleiding
Bijvoorbeeld: Oligodendrocyt, Astrocyten en Microgliocyten
Slide 39 - Tekstslide
SYNAPS
Plaats waar de prikkel overgaat op de volgende zenuwcel
MOTORISCHE EINDPLAATJE
Plaats waar de prikkel overgaat op een spier/klier (= einde van de Axon)
Hier komt acetylcholine (neurotransmitter) bij vrij
Slide 40 - Tekstslide
SOORTEN ZENUWEN
Motorische zenuwen = bundels neurieten die prikkels van het centrale zenuwstelsel naar de periferie (omgeving) brengen
Sensibele/sensorische zenuwen = gevoelszenuwen/zintuiglijke zenuwen = bundels dendrieten die prikkels uit de periferie opnemen en naar het centrale zenuwstelsel brengen