H3 3: Mi casa es tu casa

Capítulo 3

Mi casa es tu casa
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Capítulo 3

Mi casa es tu casa

Slide 1 - Tekstslide


  • vertellen over je familie
  • je eigen huis beschrijven

Woordenschat:
  • familieleden
  • huis
  • getallen en kleuren




  • vormen van het bijvoeglijk naamwoord
  • herhaling regelmatige werkwoorden
  • herhaling ser y estar
Leerdoelen
Grammatica:

Slide 2 - Tekstslide

Jullie kunnen al
  •  Regelmatige werkwoorden vervoegen
  • Onregelmatige werkwoorden SER en ESTAR vervoegen
  • De getallen t/m 20
  • Jezelf voorstellen

Slide 3 - Tekstslide

Repaso (=herhaling)

Slide 4 - Tekstslide

timer
2:00
Spaanse persoonlijke
voornaamwoorden

Slide 5 - Woordweb

Hoe zeg je in het Spaans:
HIJ
A
el
B
él
C
ella
D

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij (meervoud)
A
Ella
B
Ellos
C
Ellas
D
Él

Slide 7 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Spaans:
JULLIE
A
Nosotros
B
Nosotras
C
Vosotras
D
Vosotros

Slide 8 - Quizvraag

hoe vertaal je 'zij' in het Spaans als het gaat om een groep vrouwen?
A
ellos
B
ellas
C
vosotros
D
vosotras

Slide 9 - Quizvraag

Het hoeveelste persoonlijke voornaamwoord gebruik je voor het woord:
el supermercado
A
1e
B
2e
C
3e
D
4e

Slide 10 - Quizvraag

Het hoeveelste persoonlijke voornaamwoord gebruik je voor:
Los chicos
A
3e
B
2e
C
5e
D
6e

Slide 11 - Quizvraag

                                       Ser
Yo                                   soy                                    (ik ben)
Tú                                    eres                                   (jij ...... )
Él-Ella- usted                es                                      (hij- zij - U..........)
Nosotros/as                   somos                              (wij..........)
Vosotros                         sois                                   (jullie...........)
Ellos - Ellas - Ustedes  son.                                  (Zij-meervoud)
¡Hola! yo __________(ser) Francis. 
Él ___________ (ser) español. 
Ana y Carlos _______________(ser) amigos. 
¿De dónde ___________ (ser) tú?
Nosotros _____ (ser) de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 12 - Sleepvraag

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 

timer
1:00
Amy y Sam _____ (Ser) mis alumnas.
Charissa y yo______(Ser) amigas.
Tú________ (Ser-tú) una persona unica.
Yo _______ (Ser) holandés y vivo en Huizen.
Emmy y tú _____(Ser-vosotros) en holandesas.
sois / son
somos
eres
soy
sois / son

Slide 13 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 14 - Sleepvraag

Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden

Slide 15 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
COMPARTO
ESCRIBIMOS
COMPARTEN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 16 - Sleepvraag

Sleep de -IR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un correo electrónico.
1. Tú.............la puerta.
2. Pedro.............en Barcelona.
5. Nosotros..................en Helmond.
4. Carlos y tú............en el salón.
6. Juan y María......un Whatsapp a sus amigos.
escribo
abres
vive
discutís
vivimos
escriben

Slide 17 - Sleepvraag

Weet je de betekenis van deze Spaanse regelmatige werkwoorden? 
Zet de juiste bij elkaar.
timer
2:00
comer
bailar
hablar
vivir
cantar
ir
vender
escuchar
escribir
compartir
beber
tocar
schrijven
gaan
dansen
drinken
praten
leven, wonen
luisteren
eten
instrument bespelen, aanraken
delen
zingen
verkopen
Tekst

Slide 18 - Sleepvraag

estar, él

Slide 19 - Open vraag

Ser/Estar:
¿..............(vosotros) en casa de Miguel?

Slide 20 - Open vraag

Match de bijvoeglijke naamwoorden met de juiste vertaling. 
Tímido/a
gordo/a
Joven
pequeño/a
Rubio/a
Verlegen
Dik
Jong
Klein
blond

Slide 21 - Sleepvraag

Bijvoeglijke naamwoorden
  1. alto/a
  2. bajo/a
  3. atractivo/a
  4. jóven
  5. mayor
  6. feo/a
  7. guapo/a
  8. grande
  9. pequeño/a
  10. gordo/a
  11. tímido/a
  12. rubio/a
  13. moreno/a

Slide 22 - Tekstslide

Welke zin is juist?

A
Tengo los ojos azul
B
Tengo los ojos azules
C
Tengo azules ojos
D
Tengo los azules ojos

Slide 23 - Quizvraag

¿Cómo eres tú?

Slide 24 - Tekstslide