Grammatica Blok 3 & 4 - woordsoortbenoeming

OP NIVEAU Blok 3 EN 4

H2 Grammatica - woordsoortbenoeming
&
HZ en BZ
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

OP NIVEAU Blok 3 EN 4

H2 Grammatica - woordsoortbenoeming
&
HZ en BZ

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

Ik kan de volgende woordsoorten benoemen:
- koppel.ww benoemen
- voegwoord (nevenschikkend & onderschikkend) benoemen

en 
znw, lw, bijv.nw, vz, pers.vnw, bez.vnw, hww, zww, vragend.vnw, aanw.vnw, betr.vnw, onbep.vnw, wederkerend.vnw, wederkerig.vnw

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog van kww-hww-zww

Slide 3 - Open vraag

Zelfstandig ww
Geeft aan wat er wordt gedaan. Geeft de handeling aan in de zin.
Er staat altijd maar 1 zelfstandig werkwoord in de zin.

Vb.
Marjan fietst elke dag naar school.
Marjan is naar school gefietst.
Marjan zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 4 - Tekstslide

Hulp ww
Als een zin meerdere ww heeft, is het ww dat de handeling aangeeft altijd een voltooid deelwoord of een infinitief. 
De persoonsvorm en eventuele andere ww zijn dan een hulpwerkwoord.

Vb.
Marjan is elke dag naar school gefietst.
Marjan zal elke dag naar school moeten fietsen.

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
Er zijn 9 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
Het koppelwerkwoord geeft géén handeling aan, maar koppelt het onderwerp van de zin aan het deel waarin een bijvoeg.nw of znw staat. 
Het onderwerp doet niet iets, maar is iets.


Vb. Romy is een gezellige vriendin. (is geeft geen handeling aan, het koppelt Romy aan een gezellige vriendin.)

Slide 6 - Tekstslide

Koppelwerkwoord
- Als het kww het ond koppelt aan een deel met een zelfs.nw, dan kun je het kww meestal vervangen door een =-teken.
Romy is een gezellige vriendin.
Romy = een gezellige vriendin.
- Als het kww het ond koppelt aan een deel met een bijv.nw, dan kun je het bijv.nw voor het znw in het onderwerp plaatsen.
De leraar wordt ongeduldig van je gezeur.
De ongeduldige leraar.

Slide 7 - Tekstslide

Kww als volt.dw of infinitief
In een zin kunnen ook een hww en een kww voorkomen. Het kww is dan een volt.dw of een infinitief.
Vb. Sander is twee weken ziek geweest.
Kww= geweest, Hww= is.
Vb. Zal hij nu voorlopig niet meer ziek zijn?
Kww= zijn, Hww= zal.

Slide 8 - Tekstslide

Kww/hww/zww
De werkwoorden zijn, worden en blijven kunnen als kww of als hww worden gebruikt.
De werkwoorden zijn en blijven kunnen ook als zww worden gebruikt, dan hebben ze de betekenis van 'zich ergens bevinden'.


Een kww en een zww kunnen nooit tegelijk in een zin voorkomen!

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan achterhalen hww/zww/kww
Stap 1: noteer/benoem alle werkwoorden uit de zin.
Stap 2: als er maar 1 ww in staat, kijk je of het ww een handeling aangeeft of waar iets/iemand zich bevindt (1) of dat het ww een eigenschap koppelt aan het ond en 1 van de 9 kww is (2).
Als het (1) is, is het een zww. Als het (2) is, is het een kww. 
Stap 3: staan er meer ww in de zin? Dan is het volt.dw of infinitief een zww of een kww. De persoonsvorm is dan altijd een hww.
Een zww als het ww een handeling aangeeft of waar iets/iemand zich bevindt (1) .
Een kww als het ww een eigenschap koppelt aan het ond en 1 van de 9 kww is (2).
Alle andere ww zijn dan hww.


Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk nw in een nwg
Een bijv.nw staat meestal direct voor een znw. 
Een koppelwerkwoord kan het onderwerp aan een znw koppelen of aan een bijv.nw. 
Een bijv.nw in een zin met een kww kan voor of achter het kww staan.
Vb.
De artsen zijn  aardig.
lw    znw     kww    bijv.nw

Kijk dus goed!  Als er een kww in de zin staat.

Slide 11 - Tekstslide

Schrijf een voegwoord op

Slide 12 - Woordweb

Voegwoord 
Een zin met 1 persoonsvorm is een enkelvoudige zin.
Een zin met meerdere persoonsvormen is een samengestelde zin.
Samengestelde zinnen worden meestal met elkaar verbonden door voegwoorden.

Voegwoorden:  zijn woorden die woordgroepen of zinnen met elkaar verbinden. 
Er zijn twee soorten voegwoorden: nevenschikkende voegwoorden en onderschikkende voegwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Nevenschikkende voegwoorden
Deze voegwoorden verbinden gelijkwaardige delen. Dat zijn delen die je onafhankelijk van elkaar kunt gebruiken zonder dat je de woordvolgorde van de delen van de zin verandert. 

Nevenschikkende voegwoorden zijn: en, want, maar, of.

Vb.
Het kamp lijkt niet leuk, maar ik ga er toch naartoe.
Laat je vinger verbinden, want hij blijft bloeden.

Slide 14 - Tekstslide

Onderschikkende voegwoorden
Deze voegwoorden verbinden ongelijkwaardige delen.  Je kunt één van de delen niet onafhankelijk van het andere deel gebruiken zonder de woordvolgorde van de zin te veranderen.

Onderschikkende voegwoorden zijn: dat, doordat, nadat, omdat, totdat, voordat, zodat. En woorden zoals: aangezien, als, daarom, dan, hoewel, indien, mits, tenzij, terwijl, ofschoon, zodra. 
Het woordje of.  Deze kan ook nevenschikkend voorkomen.

Vb. 
Willen je ouders dat je meer aan je schoolwerk doet?
Je moet goed leren voor deze toets, zodat je voor dit vak een voldoende kunt staan.

Slide 15 - Tekstslide

Ik ben naar school, want ik wil leren
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ
D
BZ-BZ

Slide 16 - Quizvraag

Als ik leer, word ik slim
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ
D
BZ-BZ

Slide 17 - Quizvraag

Of het morgen gaat regenen, weet ik nog niet.
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ
D
BZ-BZ

Slide 18 - Quizvraag

Deze periode heeft mij geen goed gedaan en ik ben er mee aan.
A
HZ-HZ
B
HZ-BZ
C
BZ-HZ
D
BZ-BZ

Slide 19 - Quizvraag

IS ALLES DUIDELIJK?
0100

Slide 20 - Poll