Uiteenzetting, beschouwing, betoog

Uiteenzetting, beschouwing, betoog
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Uiteenzetting, beschouwing, betoog

Slide 1 - Tekstslide

Het doel van een uiteenzetting?

Slide 2 - Woordweb

Uiteenzetting
Een objectieve informerende tekst
feiten en uitleg
Doel: informeren
Hoofdgedachte: een constatering

Door de komst van internet is er veel meer informatie voor iedereen beschikbaar

Slide 3 - Tekstslide

Het doel van een beschouwing

Slide 4 - Woordweb

beschouwing
  • Zet de lezer over bepaalde kwestie aan het denken
  • Onderwerp: probleem of kwestie
  • Feiten en verschillende verklaringen/oorzaken, meningen, oplossingen, voor- en nadelen
  • Doel: aan het denken zetten
  • Hoofdgedachte 1: een open vraag: Welke voor- en nadelen zitten er aan het gebruik van een fatbike?
  • Hoofdgedachte 2: uitspraak waarbij verschillende kanten worden benaderd: Er zitten veel voor- en nadelen aan het gebruik van een fatbike.

Slide 5 - Tekstslide

Het doel van een betoog

Slide 6 - Woordweb

Betoog
  • Tekst met standpunt en argumenten
  • Feitelijke en waarderende argumenten
  • Feiten en bronnen om waarderende argumenten te ondersteunen
  • Doel:  overtuigen
  • Hoofdgedachte: mening of standpunt van de schrijver
  • Ik vind dat er meer LO op school moet komen

Slide 7 - Tekstslide

0

Slide 8 - Video

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert,] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 10 - Quizvraag

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 11 - Quizvraag

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 
  • enkelvoudige argumentatie
  • meervoudige argumentatie
  • onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 15 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 16 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 17 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren. 

Slide 18 - Tekstslide



1. Oordeel
2. Oordeel + argument
3. Oordeel + argument +                     onderbouwing
Voorbeeld
1. Ik vind Wees onzichtbaar een weergaloos boek. 
2. 1 + Want de personages zijn door de schrijver heel goed uitgewerkt. 
3. 1 + 2 + Een voorbeeld hiervan is de vader van de hoofdpersoon. De schrijver beschrijft het uiterlijk van deze man tot in de kleinste details. Ook maakt de vader een duidelijke ontwikkeling door, die de schrijver stapsgewijs beschrijft. Eerst lijkt de vader een gevoelloos, asociaal persoon, maar later blijkt dat er een heel verhaal achter zijn gedrag zit. 

Overtuigingsladder

Slide 19 - Tekstslide

Wat ga je doen
Maak een overzicht van de verschillen tussen een beschouwing, een betoog en een uiteenzetting. Zorg ervoor dat de verschillen in een schema genoemd worden.

Slide 20 - Tekstslide