Take it Easy - 7/8B - Unit 3 - Herhalingsles

Take it easy
Herhalingsles 7/8B unit 3
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Take it easy
Herhalingsles 7/8B unit 3

Slide 1 - Tekstslide

On / at?
Gaat het om een dag?
Op woensdag? On Wednesday!

Gaat het om een tijd? 
Om 10 uur? At ten o'clock!

Gaat het om een periode?
In de ochtend? In the morning!

Slide 2 - Tekstslide

What are you going to do? 

I am going to the park           Saturday

I am going to do my homework          three o'clock. 

          eight o'clock it is time to go to bed.

           Sunday I do my homework. 
. . .
. . .
. . .
. . .
at
at
on
on

Slide 3 - Sleepvraag

I go to the dentist ... sunday.
A
at
B
in
C
on

Slide 4 - Quizvraag

It's always cold ... january.
A
at
B
in
C
on

Slide 5 - Quizvraag

School finishes ... 14:30.
A
at
B
in
C
on

Slide 6 - Quizvraag

a or an?

... chessboard?
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag

a / an? 
Hoor je vooraan een klinker? An.
Hoor je vooraan een medeklinker? A.

a schedule / a date 
an article / an expensive wallet 

Slide 8 - Tekstslide

a or an?

... activity?
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

a or an?

... exercise?
A
a
B
an

Slide 10 - Quizvraag

a or an?

... dialogue?
A
a
B
an

Slide 11 - Quizvraag

a or an?

... horse riding camp?
A
a
B
an

Slide 12 - Quizvraag

What time is it?
In het Nederlands zeg je .... uur. 
In het Engels zeg je .... o'clock.

6 uur?
Six o'clock!

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent hetzelfde als
"half 8"
A
Half past eight
B
Half past seven
C
Eight thirty
D
Seven thirty

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal:
7 AM
A
7 over 7
B
7 uur in de ochtend
C
bijna 7 uur
D
7 uur in de avond

Slide 15 - Quizvraag

Welke benaming is GOED voor 9.10
A
ten over nine
B
ten past nine
C
nine ten
D
ten to nine

Slide 16 - Quizvraag

vertaal
8 pm
A
8 uur in de ochtend
B
bijna 8 uur
C
8 uur in de avond

Slide 17 - Quizvraag

vertaal
half vier
A
half past four
B
quarter past four
C
half past three
D
quarter to four

Slide 18 - Quizvraag

Zeg in het Engels:
Het is half 3.
(Geef je antwoord in letters.)

Slide 19 - Open vraag

Schrijf de betekenis van het volgende woord: Arts and craft

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de betekenis van het volgende woord: Date (2 betekenissen)

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de betekenis van het volgende woord: schedule

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de betekenis van het volgende woord: rafting

Slide 23 - Open vraag