12.1 Eigenschappen doorgeven [Les 1 HAVO]

Welkom
Tas van tafel
Boeken en laptop pakken
Ga in deze LessonUp  
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Tas van tafel
Boeken en laptop pakken
Ga in deze LessonUp  

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klas toevoegen in LessonUp
Code = opygp

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

toetsweek
toetsweek 1: erfelijkheid
toetsweek 2: erfelijkheid en evolutie
toetsweek 3: gezondheid
toetsweek 4: plant en dier 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

We hebben dit jaar maar 3 toetsen, (= 3 cijfers). 

Slide 5 - Tekstslide

Wie lijken er op elkaar? Wie juist niet. Hoe kan dit? Wie heeft dit thuis ook?
Leerdoelen
Je kan antwoord geven op de volgende vragen

1. Wat bepaalt je genotype? En fenotype?
2. Hoeveel chromosomen heeft een mensen cel?
3. Wat staat er op een gen?
4. Heeft elke cel dezelfde hoeveelheid chromosomen?
5. Hoe komt het dat je 23 chromosomenparen hebt?
6. Welke allelen horen bij het gen oogkleur?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze paragraaf gaat over erfelijkheid. Wat houdt die term eigenlijk in?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Erfelijkheid
> Het doorgeven van bepaalde eigenschappen van generatie op generatie



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe worden die eigenschappen dan doorgegeven?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

DNA
Bevat de erfelijke informatie van een organisme

> Waar bevindt het DNA zich in je lichaam?
> Hoe heten die pakketjes van opgerold DNA?



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen zijn lange slierten DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 11 - Tekstslide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Hoeveel chromosomen hebben cellen in ons lichaam?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Karyogram van een lichaamscel van de mens.



Mensen hebben elk chromosoom 2x


van elk paar is 1 chromosoom van je moeder en 1 chromosoom van je vader afkomstig


Alle cellen hebben hetzelfde pakketje chromosomen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je aan de chromosomen zien of het een jongen of een meisje is?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Jongen of meisje
Het laatste paar chromosomen bepaald het geslacht

XX = vrouw

XY = jongen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bepaalde cel bevat 13 chromosomen, kun je zeggen of dit een geslachtscel is of een lichaamscel?

A
Ja, lichaamscel
B
Ja, geslachtscel
C
Dat kan je niet zeggen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Erfelijkheid
Op je chromosomen liggen bepaalde eigenschappen (oogkleur)

Deze eigenschappen kun je 'overerven' van je ouders

Je krijgt dus 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je moeder en 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je vader


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft er bijvoorbeeld een broer/zus die een andere oogkleur/haarkeur heeft?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gen en allel
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat info geeft over een eigenschap.

✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er bestaat een gen haarkleur. Noem minstens 3 bijbehorende allelen.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype : de info van beide allelen van een gen. (zit het woord gen in)

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Genotype + omgeving
maakt het fenotype

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe bepaalt dan een gen je uiterlijk?
Een stuk DNA kan vertaald worden. 

Hierbij ontstaat uiteindelijk een specifiek eiwit. (1 gen codeert voor 1 eiwit)

Dit eiwit regelt vervolgens een klein onderdeel van je uiterlijk

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aangeboren aandoeningen
  • Aangeboren aandoening: een aandoening of ziekte waarmee je geboren wordt. 
  • Erfelijke aandoening: Fout in de chromosomen geërfd van een van de ouders. 
  • Voorbeeld Syndroom van Down:  zij hebben 1 chromosoom extra in hun cellen bij paar #21.



Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Niks

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies