K2 Vocab chapter 5

Vertaal naar het Engels: krantenkop
A
big news
B
headline
C
newspaperhead
D
topline
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vertaal naar het Engels: krantenkop
A
big news
B
headline
C
newspaperhead
D
topline

Slide 1 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: request
A
opnemen
B
verdienen
C
verzoek
D
zoekopdracht

Slide 2 - Quizvraag

Is dit woord goed geschreven: communety
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: waarschijnlijkheid
A
apparantly
B
perhaps
C
seemingly
D
likelihood

Slide 4 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: average
A
gemiddelde
B
ophalen
C
bijna
D
nep

Slide 5 - Quizvraag


Welk woord past in de zin: I know ..... ways of walking to my home.
A
rewarding
B
leading
C
various
D
confident

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: veiligheid
A
safeness
B
security
C
feeling
D
hardness

Slide 7 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: direct
A
imediately
B
immeddiately
C
immediattely
D
immediately

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord past in de zin: They ... missed the bus to school
A
aim
B
thankfully
C
nearly
D
ordinary

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: revelation
A
ophogen
B
openmaken
C
opgeven
D
openbaring

Slide 10 - Quizvraag

Is het woord goed geschreven?: microphoon
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord past in de zin: My sister is going to .... when see sees the spider on her bed.
A
freak out
B
sleep
C
offend
D
fake

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: plakken
A
plak
B
paste
C
plakking
D
put

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van: vermoeiende
A
exausting
B
ehxausting
C
eksausting
D
exhausting

Slide 14 - Quizvraag

Vertaal naar het Engels: vergelijken

Slide 15 - Open vraag

Geef de vertaling van: confidence

Slide 16 - Open vraag

Is het volgende woord goed geschreven: thankfully
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quizvraag

Geef de vertaling van: aanprijzen

Slide 18 - Open vraag

Welk woord past in de zin: We have to .... our car before we can drive with it.
A
check
B
flash
C
trust
D
block

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal naar het Nederlands: entire
A
autoband
B
vermoeid
C
niet mogelijk
D
complete

Slide 20 - Quizvraag